Nabestaanden Srebrenica willen hogere compensatie
De nabestaanden van drie Srebrenica-slachtoffers die een rechtszaak tegen de Nederlandse Staat hebben gewonnen, willen een hoger compensatiebedrag. Het ministerie van Defensie bood hun vorig jaar in totaal 80.000 euro. Hun advocaat wil nu 30.000 euro per slachtoffer, voor iedere directe nabestaande. Dat komt neer op 180.000 euro.
De Hoge Raad bepaalde in 2013 dat de staat verantwoordelijk was voor de dood van Riza Mustafic, die als elektricien werkte voor de VN-missie Dutchbat, en voor de dood van de vader en broer van tolk Hasan Nuhanovic.
Zij werden na de val van Srebrenica in juli 1995 door de Nederlandse militairen van de Dutchbat-basis gestuurd. Daarna zijn ze vermoord door Bosnisch-Servische paramilitairen.
De nabestaanden spraken met het ministerie van Defensie over een compensatieregeling, maar tot een akkoord kwam het niet. Defensie besloot in april vorig jaar eenzijdig om 20.000 euro uit te keren aan ieder van de vier nabestaanden die de rechtszaak hadden gevoerd. Die accepteerden dat bedrag niet, ze vonden het te laag. De advocaat van de nabestaanden wil ook een vergoeding voor materiële schade. Het ministerie heeft het verzoek in overweging.
Moeders van Srebrenica
Een dergelijke regeling kan grote implicaties hebben voor andere zaken. Bijvoorbeeld voor de nabestaanden van 300 andere slachtoffers. Vorig jaar oordeelde de rechtbank in Den Haag dat de staat verantwoordelijk is voor het lot van 300 mannen die van de VN-basis werden gestuurd.
De 'Moeders van Srebrenica' die de rechtszaak aanspanden zullen in hoger beroep betogen dat de Nederlandse verantwoordelijkheid gold voor een nog veel grotere groep, mogelijk voor alle ongeveer 8000 slachtoffers van de genocide. Hun advocaat zegt desgevraagd dat zij “absoluut” dezelfde compensatie als andere nabestaanden willen.
Defensie zegt dat het eerste bod aan Nuhanovic en de familie Mustafic “reëel is conform de Bosnische praktijk” en dat er geen rekening is gehouden met een mogelijke precedentwerking.