NL aansprakelijk in zaak-Srebrenica
De Nederlandse Staat is aansprakelijk voor de dood van drie moslimmannen in Srebrenica in 1995. De Hoge Raad heeft een eerder oordeel van het gerechtshof daarover bevestigd.
Sinds 2002 procedeerden een Bosnische tolk van Dutchbat en de nabestaanden van een elektricien tegen de Staat. De elektricien en twee familieleden van de tolk werden door Bosnische Serviërs gedood nadat Dutchbat-militairen hen van hun compound hadden gestuurd. De moslims hadden daar hun toevlucht gezocht na de val van de VN-enclave Srebrenica op 11 juli.
Blauwhelmen
Dutchbat, onder commandant Thom Karremans, was verantwoordelijk voor de verdediging van de enclave tegen het leger van generaal Mladic. Maar de Nederlandse blauwhelmen konden nauwelijks iets uitrichten. Rond de val van de enclave werden ongeveer 8000 moslimmannen en -jongens gedood.
In juli 2011 bepaalde het gerechtshof dat de Nederlandse regering medeverantwoordelijk was voor de drie moslimmannen en had kunnen weten wat er met hen zou gebeuren. De Staat is dus aansprakelijk voor hun dood, vond het hof en daarom zouden de nabestaanden recht hebben op een schadevergoeding.
Cassatie
Maar de Nederlandse Staat zei dat de Verenigde Naties leiding gaven aan Dutchbat en daarom verantwoordelijk zijn. De Staat ging vorig jaar in cassatie bij de Hoge Raad. Het ministerie van Defensie laat weten dat het de uitspraak zorgvuldig bestudeert.
De Hoge Raad heeft voor zijn arrest steun gezocht in het internationaal recht. Dat bepaalt dat een gedraging in zaken als deze niet alleen wordt toegerekend aan de Verenigde Naties, maar ook aan de Staat, omdat die 'effective control' had over het optreden van Dutchbat. Het gerechtshof heeft op dit punt dus juist geoordeeld, zegt de Hoge Raad.
Oorlogssituatie
Verder verwerpt de Hoge Raad het argument van de Nederlandse Staat dat het optreden van Dutchbat alleen terughoudend mag worden getoetst. Dat is onaanvaardbaar, vindt het hoogste rechtscollege, omdat de rechter het optreden van een troepenmacht tijdens een vredesmissie dan bijna niet meer kan beoordelen. Dat is volgens de Hoge Raad onaanvaardbaar.
Wel zegt de Hoge Raad dat een rechter die achteraf de gedragingen van een troepenmacht beoordeelt, er rekening mee moet houden dat beslissingen onder grote druk in een oorlogssituatie zijn genomen.