Stropersactiviteit in Krugerpark Zuid-Afrika toch onverminderd op recordniveau
Sinds 2015 worden er steeds minder neushoorns gestroopt in het Krugerpark. De Zuid-Afrikaanse overheid heeft dat naar buiten gebracht als een succes, maar een nieuwe Nederlandse studie werpt een ander licht op de situatie: de stropers zijn onverminderd actief, maar hebben minder succes omdat het aantal neushoorns sterk is teruggelopen.
Een derde van alle neushoorns wereldwijd leeft in het Krugerpark. In 2012 waren dat er nog 11.000 witte en zwarte neushoorns, tien jaar later is het teruggelopen tot 2500.
Stropers moeten daardoor inmiddels gemiddeld 29 kilometer afleggen voor ze een neushoorn hebben gevonden, becijferden de onderzoekers van Wageningen University. In 2015 kwamen ze er in de regel na 7 kilometer al eentje tegen. Al met al bevindt de stropersactiviteit nog steeds op recordhoogte, maar ze zijn veel meer tijd kwijt om hun buit te vinden.
"We verzoeken de autoriteiten dringend om de afname in stroop-incidenten niet meer als een positief teken te beschouwen", schrijven de onderzoekers. "Uit onze studie blijkt dat de inspanningen om het stropen terug te brengen onvoldoende zijn geweest". De resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke blad Science Advances.
Grote vraag uit Azië
De stroperij van neushoorns is vooral het gevolg van de grote vraag naar hoorns vanuit Aziatische landen als China en Vietnam. De hoorn geldt daar niet alleen als een statussymbool, maar is ook een belangrijk ingrediënt van middelen voor traditionele Chinese geneeswijzen.
Volgens schattingen is een kilo hoorn op de Chinese markt net zoveel waard als een kilo goud. De kans dat de stroperijdruk op neushoorns in de nabije toekomst gaat afnemen is volgens de onderzoekers dan ook klein.
Omdat stropen een heimelijke activiteit is, moeten de onderzoekers zich tevredenstellen met een beperkte hoeveelheid data, waaronder officiële statistieken. "We vermoeden dat het aantal stropers constant is gebleven", vertelt ecoloog Jasper Eikelboom, een van de onderzoekers. "Ze werken meestal in groepen van drie, 's nachts en bij voorkeur bij volle maan, voor het zicht. In de droge perioden richten ze zich op drinkplekken".
Ontwikkelingssocioloog Bram Büscher, zelf niet betrokken bij het onderzoek, vindt het een interessante studie. "Voor zover ik weet is dit de eerste studie die laat zien dat de druk van de stroperij op neushoorns niet is afgenomen. Ik liep zelf ook al met die vraag rond, want de stroperij leek af te nemen, maar het aantal neushoorns ook."
Voor de bescherming van de neushoorns zien de onderzoekers een mogelijke oplossing in zogenoemde safe havens, relatief kleine gebieden waar de neushoorns beter kunnen worden beschermd.
Büscher plaatst daar kanttekeningen bij: "Die safe havens zijn vaak private parken met een commercieel belang. Er zitten veel dieren op een klein oppervlak zodat ze makkelijk kunnen worden gespot voor toeristen, ingevlogen met privévliegtuigen en gebruikmakend van grote hoeveelheden elektriciteit. We noemen het wel gefossiliseerde conservatie. Pure luxe in een zee van armoede."
Eikelboom beaamt dat de safe havens niet de uiteindelijke oplossing zijn: "De vraag naar neushoornhoorns zal naar beneden moeten, zodat mens en natuur beter met elkaar in harmonie komen. Maar dat is de langetermijnstrategie. Op de korte termijn zie ik de vraag nog niet afnemen."