Ombudsman bezorgd over hoe overheid burgers met terrorismeregistratie behandelt

De manier waarop de overheid omgaat met burgers die een terrorisme- of extremismeregistratie hebben, baart Nationale ombudsman Reinier van Zutphen zorgen. Mensen met zo'n registratie weten volgens hem niet goed waar zij met hun vragen terecht kunnen, terwijl zo'n indicatie grote gevolgen kan hebben.

Vaak zijn mensen er zelf niet van op de hoogte dat ze een zogenoemde CTER-indicatie hebben, een indicatie voor Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering. Hierdoor kunnen ze onverwachts in de problemen komen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat ze op vakantie het land van bestemming niet in mogen, of dat ze in het buitenland vast komen te zitten.

De ombudsman ontving een tiental klachten van mensen die vermoeden dat ze een zogenoemde CTER-registratie hebben. "We spreken burgers die het gevoel hebben van het kastje naar de muur te worden gestuurd", stelt Van Zutphen. "Dat is onacceptabel." Hij start een onderzoek om na te gaan of de overheid zorgvuldig omgaat met de gegevens van mensen met een CTER-registratie.

Blijven achtervolgen

De politie mag informatie over personen met een CTER-registratie delen met (veiligheids)instanties, opsporingsdiensten en andere landen. Als de informatie eenmaal in verschillende systemen terecht is gekomen, is het voor de overheid moeilijk om een onterechte signalering te verwijderen.

Een registratie kan mensen dus blijven achtervolgen, stelt de ombudsman. "Je moet er als burger van uit kunnen gaan dat de overheid zorgvuldig met je gegevens omgaat. Juist ook als je zelf niet op de hoogte bent dat je gegevens gedeeld worden en met wie."

Ook krijgen burgers met een terrorisme- of extremismeregistratie volgens de ombudsman moeilijk informatie over hun registratie of de besluitvorming hierover. Dat moet volgens de ombudsman anders. "Iedere burger heeft het recht om gehoord te worden als zij het vermoeden hebben dat hun recht geschonden is. En dat begint bij weten waar je daarvoor terecht kan."