Armoede belangrijkste gesprek in Den Haag, maar één definitie is er niet
Een toestand van iemand die weinig of onvoldoende geld heeft om van te leven: dat is armoede volgens het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Toch is armoede relatief, in de wereld, Europa, Nederland en zelfs in gemeenten.
Desalniettemin is armoede één van de belangrijkste onderwerpen waarover wordt gesproken op Prinsjesdag en bij de Algemene Beschouwingen. Ter vergelijking: tien jaar terug was het geen onderwerp in de troonrede en in de Miljoenennota werd het woord slechts vijf keer genoemd. Nu komt het vijf keer voor in de troonrede en dertien keer in de Miljoenennota.
Ook in de Tweede Kamer zijn alle partijen bij de Algemene Beschouwingen eensgezind: armoede mag niet in Nederland. Ondertussen is de welvaart hier de afgelopen tien jaar alleen maar gestegen. Wat is dat dus: armoede in Nederland?
Honger?
Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft armoede geen vaste definitie. "Armoede in Nederland is niet te vergelijken met armoede in landen waar hongersnood en droogte heersen. Ook is armoede in het Nederland van nu heel wat anders dan armoede in het Nederland van net na de Tweede Wereldoorlog", benadrukt het onderzoeksinstituut.
In een onderzoek keek het SCP ver terug in de tijd, tot aan de 17e eeuw. Toen was Nederland het rijkste land ter wereld, maar leefden de meeste inwoners in pure armoede. De definitie van armoede verandert met de opbouw van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog. Er wordt een grens berekend voor "minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen, met de bijbehorende prijzen".
Nog altijd stijgt de welvaart in Nederland, maar er leven ook nog altijd mensen in armoede. Dat wordt berekend op basis van "financiële mogelijkheden om de minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen te bekostigen". Het gaat dan om koopkracht.
"Iemand is arm wanneer hij onvoldoende inkomen heeft voor bijvoorbeeld voeding of een goede woning. Hij is niet arm als hij wel voldoende inkomen heeft, maar dat aan iets anders uitgeeft", schrijft het SCP, dat heeft samengewerkt met het Centraal Planbureau en budgetinstituut Nibud.
Het SCP heeft op basis van de prijsontwikkelingen een zogeheten niet-veel-maar-toereikend-criterium vastgesteld. Daarmee wordt in kaart gebracht welk budget iemand moet hebben om de rekeningen te kunnen betalen en te kunnen meedoen in de samenleving.
Andere definitie
Het gaat niet alleen om geld voor huur, energie, water en eten, maar ook voor verzekeringen, telefoon, tv en internet, vervoer, meubels, persoonlijke verzorging, was- en schoonmaakmiddelen, contributies en abonnementen, op bezoek gaan en bezoek kunnen ontvangen en uitjes. Voor dit jaar lag de grens op 1533 euro voor een alleenstaande en 2498 euro voor een stel met een kind.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft een andere definitie van de armoedegrens. Die is nog afgeleid van het bijstandsniveau voor een alleenstaande in 1979, toen de koopkracht voor die groep het grootst was. In 2021 stond deze grens op 1130 euro per maand voor een eenpersoons huishouden en voor een stel op 1590 euro. In 2021 hadden ruim een miljoen Nederlanders minder dan dat te besteden, waarmee ze volgens deze definitie dus in armoede leefden.
Het aantal van een miljoen mensen geldt als kritisch punt. Armoede was in de Troonrede en de Miljoenennota tien jaar terug niet tot nauwelijks meer een onderwerp. Mede door de lage werkloosheid kwam het aantal Nederlanders in armoede in 2016 zelfs onder het miljoen uit.
In 2021 kwamen door de coronapandemie weer meer dan een miljoen Nederlanders onder de armoedegrens. En van die in armoede levende mensen heeft één op de vijf een baan, bleek uit de cijfers van het SCP, CBS en Nibud.
Alleen met een serie steunmaatregelen, zoals het energieplafond, kon het aantal mensen in armoede de afgelopen twee jaar onder een miljoen worden gehouden. In augustus waarschuwden de rekenmeesters van het CPB dat het aantal mensen in armoede weer boven de miljoen uitkomt, als het kabinet geen aanvullende maatregelen zou nemen.
In Nieuwsuur waarschuwde het CPB voor een dreigende toename van armoede:
Op basis van de kabinetsplannen denkt het CPB nu dat dit aantal in 2024 lager uitkomt dan gevreesd, en wel op 830.000. Daarmee blijft het percentage in armoede levende mensen in ieder geval gelijk: 4,8 procent van de bevolking. En dat is ook het doel, constateert het CPB in een eerste doorkijkje op de Miljoenennota. Doordat huishoudens met een hoger inkomen wat moeten inleveren, gaat de koopkracht voor de laagste inkomens er wat op vooruit. Vooral de armoede onder kinderen moet volgens de raming flink dalen.
Door de hoge huren, mogelijke nieuwe prijsstijgingen van energie en de nog altijd hoge prijzen in de supermarkt, staat bij veel middeninkomens het water ook aan de lippen. Veel middeninkomens kunnen die noodzakelijke uitgaven nog wel betalen, maar houden toch steeds minder over. Economen van de Rabobank vinden daarom naast armoedebestrijding ook de brede koopkrachtontwikkeling belangrijk.