Schadevergoedingsregeling voor executies in Indonesië verlengd
Het kabinet gaat de schadevergoedingsregelingen voor nabestaanden van slachtoffers van executies in voormalig Nederlands-Indië verlengen. Dat schrijft premier Rutte aan de Tweede Kamer in een reactie op een onderzoek naar geweld tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog van 1945 tot 1949. Het onderzoek verscheen in februari van dit jaar. In de conclusies staat onder meer dat Nederlandse militairen tijdens de oorlog structureel excessief geweld hebben gebruikt en dat politiek Den Haag het geweld stilzwijgend heeft goedgekeurd.
Het kabinet bood meteen na het verschijnen van het rapport excuses aan de bevolking van Indonesië aan en ook aan iedereen in ons land die werd geraakt door het geweld. Premier Rutte benadrukte toen ook dat de verantwoordelijkheid niet bij individuele militairen lag.
Dienstweigeraars
Het kabinet komt nu met een tweede, uitgebreidere reactie. Het schrijft onder meer dat het verschijnen van het onderzoek nieuwe claims heeft opgeleverd van weduwen en kinderen van slachtoffers van executies en "zaken van vergelijkbare ernst en aard in Indonesië". Daarom wordt de mogelijkheid om een beroep te doen op die regelingen verlengd van 2026 tot 2030 en de regels worden "meer laagdrempelig" gemaakt door ze samen te voegen, te verduidelijken en te vereenvoudigen.
Rutte gaat in zijn brief ook in op de behandeling van dienstweigeraars en bevelweigeraars uit die tijd. Veel van hen kregen destijds zware straffen. Het kabinet ziet in dat dit beleid hardvochtig kon uitpakken en "voelt mee met het hierdoor ervaren leed". Als een veteraan van mening is dat weigering van een bevel "zou moeten worden gewogen in het licht van de conclusies van het onderzoek, is het kabinet bereid daar actief aan mee te werken", staat in de brief aan de Tweede Kamer.
Oorlogsmisdrijven
Het kabinet betreurt het dat een deel van de Indië-veteranen zich door het onderzoek ziet weggezet als oorlogsmisdadiger. Rutte schrijft dat individuele militairen van destijds slecht waren voorbereid en op een onmogelijke missie werden gestuurd: "Zij deden hun plicht zo goed en zo kwaad als dat ging en kregen na terugkeer in Nederland te maken met een gebrek aan zorg en erkenning."
Volgens het kabinet kan de term oorlogsmisdrijven in juridische zin niet van toepassing zijn op de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. "Niettemin constateert het kabinet dat sommige vormen van extreem geweld die in de periode 1945-1949 zijn gebruikt, zoals marteling en buitengerechtelijke executies, wanneer tegenwoordig gepleegd als oorlogsmisdrijven zouden worden aangemerkt".
In de reactie gaat het kabinet ook in op de kritiek dat het onderzoek niet genoeg aandacht voor geweld van Indonesische kant zou hebben gehad. Volgens het kabinet vloeit de focus op het Nederlandse geweld voort uit het voorstel voor het onderzoek en is er wel degelijk ook aandacht besteed aan extreem geweld van Indonesische zijde. "De onderzoekers hebben daarmee op correcte wijze invulling gegeven aan het onderzoeksvoorstel."