Intimidatie en drempels: minderjarigen doen zelden aangifte van mensenhandel
Minderjarige slachtoffers van mensenhandel doen zelden aangifte. Onder meer de drempel om naar de politie te stappen is voor hen te hoog en ze voelen zich geïntimideerd door hun uitbuiters, concludeert onderzoeksprogramma Pointer (KRO-NCRV).
Pointer ontdekte dat er bijvoorbeeld in de gemeente Amsterdam de afgelopen jaren één aangifte is gedaan door een minderjarige van mensenhandel, terwijl zo'n honderd jongeren in de stad naar verluidt met seksuele uitbuiting te maken hebben.
Jan de Jong, teamleider zedenpolitie in Amsterdam, zegt tegen Pointer geregeld een gevoel van onmacht te ervaren: "Je weet dat er meerdere jongeren het slachtoffer van seksuele uitbuiting zijn, maar zonder aangifte is het lastiger om een zaak tegen een verdachte te beginnen. Als we het verhaal van het slachtoffer niet hebben, wordt het in een rechtszaak heel moeilijk."
En ook als ze besluiten wel naar de politie te stappen, haken slachtoffers geregeld alsnog af. De afhandeling van een zaak duurt snel jaren en de minderjarigen moeten in die tijd vaak meerdere keren hun verhaal doen, zegt De Jong. "Tegen de politie, tegen een rechter-commissaris, in de rechtbank. Dat schrikt vaak af. Ze zitten middenin hun verwerkingsproces."
Shamir Ceuleers van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) is niet verrast door de uitkomsten van het Pointer-onderzoek. "Maar je schrikt toch elke keer weer als je het hoort", zegt hij in het NOS Radio 1 Journaal.
Heel vaak kiezen slachtoffers er nu nog voor geen aangifte te doen, want dat levert juist meer stress op.
Ceuleers legt uit dat meespeelt dat slachtoffers zichzelf in eerste instantie vaak ook niet slachtoffer voelen. "Er zijn eigenlijk drie fases, waarbij in de eerste fase het labelen als slachtoffer dus een probleem is", zegt Ceuleers.
"Veel slachtoffers van seksuele uitbuiting, zeker minderjarigen, leven in een soort afhankelijkheidsrelatie met de mensenhandelaar. Ze zien zichzelf dan niet als slachtoffer. Dat hebben ze zichzelf aangepraat, omdat een mensenhandelaar ze bijvoorbeeld heeft wijsgemaakt dat het hun eigen keuze is."
In de tweede fase ziet de minderjarige zichzelf wel als slachtoffer, waarna er stress en angst ontstaat. Ze worden geregeld geïntimideerd door mensenhandelaren.
Ceuleers: "Ik ken bijvoorbeeld een slachtoffer waartegen werd gezegd dat haar zus meegenomen zou worden en dat daarmee nog ergere dingen zouden gebeuren als ze naar de politie zou stappen. Vervolgens komen ze in de derde fase: welke keuze vermindert de stress? Heel vaak is dat nu nog niet aangifte doen, want dat levert juist meer stress op."
'Lange arm mensenhandelaar verkleinen'
Ceuleers zegt dat het CKM met de politie, het OM en rechter-commissarissen kijkt hoe de angst bij slachtoffers kan worden verminderd, zodat de drempel om aangifte te doen lager wordt.
Als voorbeeld noemt hij een proef waarbij de advocaat van de vermeende dader niet meer rechtstreeks het slachtoffer kan ondervragen. "Want dat kan soms heel pijnlijk zijn." In plaats daarvan legt de advocaat vragen eerst voor aan de rechter-commissaris, die vervolgens de vragen zelf selecteert en stelt.
Ceuleers: "Ook kijkt er inmiddels een recherchepsycholoog mee voordat de aangifte begint. Die geeft tips hoe slachtoffers aan te spreken of wat wel en niet te zeggen. En we werken nu met een veiligheidscoördinator. Die zit tussen de politie en het slachtoffer in."
Daarbij gaat het volgens Ceuleers om een nieuwe functie, die het slachtoffer helpt bij het aangifteproces en ook kijkt naar hoe de "lange arm van de mensenhandelaar" verkleind kan worden. "Want ook als de uitbuiting is gestopt, zien we mensenhandelaren direct of via zijn netwerk contact zoeken met het slachtoffer om ze zo angst in te boezemen. Dat proberen we te verminderen."