Onderzoeksraad: Nederland was onvoldoende voorbereid op pandemie
Nederland was aan het begin van de coronacrisis onvoldoende voorbereid op een grootschalige uitbraak van een nieuwe infectieziekte. Daardoor is te lang gefocust op enkel de bestrijding van het virus en is onvoldoende rekening gehouden met de maatschappelijke gevolgen van het beleid.
Dat concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in het eerste van drie rapporten over de aanpak van de coronacrisis. De "sterke focus op infectieziektebestrijding" belemmerde "het zorgvuldig af- en meewegen van belangen" op andere gebieden, schrijft de OVV in het ruim 300 pagina's tellende rapport.
Kijk hier naar een samenvatting van de conclusies:
Voor het deelrapport is gekeken naar de periode maart tot september 2020, met bijzondere aandacht voor de voorbereidingen op de pandemie en de getroffen maatregelen. Doel van het OVV-onderzoek is om lessen te trekken voor eventuele toekomstige pandemieën. Er volgen nog twee rapporten.
In februari 2020 zei toenmalig minister Bruins (Medische Zorg) dat Nederland er alles aan deed goed voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak van het coronavirus. Later die maand meldde Bruins live in een telvisie-uitzending de eerste besmetting in Nederland.
Stille ramp in verpleeghuizen
Volgens de OVV ontbrak het op dat moment met name op landelijk niveau aan kennis over de bestrijding van een uitbraak. Er was enkel op regionaal niveau geoefend met epidemieën en er lag geen landelijk draaiboek, waardoor er in de eerste maanden veel geïmproviseerd moest worden.
Door dat alles was er te weinig oog voor bijvoorbeeld de verpleeghuizen en de thuiszorg. Die zijn volgens de OVV te laat meegenomen in de crisisaanpak, waardoor zich hier "een stille ramp" heeft voltrokken; ruim de helft van de coronasterfte in 2020 vond plaats in de verpleeghuizen.
'OMT had te veel invloed'
Bij een volgende pandemie of langdurige gezondheidscrisis moet de crisisstructuur daarom anders, zo adviseert de raad. Aan het begin van de coronacrisis had de minister van Volksgezondheid als het hoofd crisisbestrijding bijvoorbeeld onvoldoende wettelijke bevoegdheden om zaken af te dwingen bij de GGD's en Veiligheidsregio's, omdat dit simpelweg niet was geregeld. Dit ging ten koste van de slagkracht en was niet duidelijk wie de leiding had.
De OVV heeft kritiek op de manier waarop het kabinet gebruikmaakte van het OMT. De facto nam het OMT, met daarin uitsluitend gezondheidsexperts, de besluiten, schrijft de OVV, in plaats van het kabinet. Daardoor had het OMT een "verantwoordelijke rol in plaats van een adviserende rol", zei OVV-voorzitter Jeroen Dijsselbloem bij de presentatie van het rapport, en bleef de prioriteit in het beleid de bestrijding van het virus.
Voor adviezen van experts uit andere sectoren was beperkt ruimte vanwege die belangrijke rol van het OMT en ook door de adviesrol van OMT-voorzitter Jaap van Dissel in "vrijwel alle adviesteams".
De raad adviseert het kabinet bij een eventuele volgende pandemie de rollen van adviseur en beslisser duidelijker te scheiden en daarnaast bij besluiten naar meer uiteenlopende deskundigen te luisteren.
Onzekerheid moet je niet proberen klein te maken.
De OVV stelt verder dat de communicatie richting het publiek in de eerste maanden van de crisis haperde. De communicatie was te eenzijdig en te stellig, terwijl er op de achtergrond wel met meerdere scenario's rekening werd gehouden.
Zondag werd duidelijk dat het RIVM al in februari 2020, nog voordat het eerste coronageval in Nederland werd gemeld, rekening hield met een "catastrofale impact" van corona met mogelijk tienduizenden doden. Dat werd niet gedeeld met het publiek.
Volgens de OVV was transparantere communicatie, vooral over de vele onzekerheden, beter geweest voor het draagvlak. "Onzekerheid moet je niet proberen klein te maken", zei OVV-voorzitter Dijsselbloem. "Hou hem op tafel. Bereid je voor op verschillende scenario's en neem dat mee in de communicatie naar de bevolking."
In het rapport wordt de mening van OMT-voorzitter Van Dissel over mondkapjes uitgelicht. Die benadrukte meerdere malen openlijk dat hij twijfelde aan het nut hiervan en zei dat het verplichten van mondkapjes in het ov en de publieke ruimte een "politieke keuze" was. Volgens de OVV werd door dergelijke uitspraken het beleid van de overheid ondermijnd door adviseurs van diezelfde overheid.
Ook is er kritiek op voormalig zorgminister De Jonge. De OVV spreekt van een "terugkerend patroon" bij De Jonge: hij deed steeds toezeggingen, terwijl niet duidelijk was of die realiseerbaar waren. Daarmee nam hij bewust het risico dat het vertrouwen in het beleid af zou nemen als die beloftes niet werden nagekomen, stelt de OVV.
Rond de zomer komt naar verwachting het tweede deel van het OVV-onderzoek. Die gaat over de periode september 2020 tot juli 2021. Dan wordt gekeken naar het vaccinatieprogramma en de coronamaatregelen uit deze periode: de mondkapjesplicht, de scholensluiting en de avondklok.