Zaalhockey eindelijk topsport, maar spelers wachten in kou tevergeefs op sleutel zaal
Koud was het zondagochtend vroeg op de parkeerplaats in Almere. De zon was in geen velden of wegen te bekennen. Miezerregen daalt neer op de geparkeerde auto's én enkele tientallen mensen die buiten staan.
Die mensen zijn de zaalhockeyers uit de hoofdklasse. Zij staan voor een dichte deur van het Topsportcentrum in Almere. Sinds een week hebben ze vanuit de overheid de topsportstatus en mogen ze dus in deze lockdown wedstrijden spelen en trainen. Maar op de parkeerplaats is het amateurisme ten top.
"Dan krijg je eindelijk die status van profsport en dat gebeurt dit", reageert Den Bosch-coach Marieke Dijkstra, ook bondscoach van de Nederlandse mannen. "Dat is wel echt jammer. Voor zover ik weet heeft de bond zaterdagavond nog contact gehad met de gemeente en wist iedereen ervan dat wij gewoon mogen spelen."
Terwijl de KNHB druk de gemeente Almere en de beheerder probeert te bereiken, wordt er ondertussen gekeken naar andere opties. De blaashal in Laren biedt uitkomst. En dus trekt een hele stoet auto's naar 't Gooi. Een ritje van een klein half uurtje. Daar kan het programma, met een uur vertraging, toch van start gaan.
"Door het krappe programma moesten de wedstrijden koste wat het kost gespeeld worden. Er zijn geen reservedagen in het schema", weet Dijkstra.
De vrouwen van Den Bosch moesten ook bij aankomst in Laren even buiten wachten. "De kleedkamers waren nog op slot en het clubhuis bleef dicht omdat dat horeca is." Een extra gymzaal bood uiteindelijk een oplossing.
"Het was allemaal snel opgelost. Die gymzaal was wel prettig. Daar konden wij ook tussen de wedstrijden door even uitrusten. Dat is wel belangrijk bij zaalhockey, en dan zit je ook niet de hele tijd in die koude hal. Het was uiteindelijk prima allemaal."
Professioneel gezien was het dus niet ideaal voor de hockeyers. "Maar we hebben een lesje in flexibiliteit gehad", lacht Dijkstra. "En we hebben zes punten gepakt. Daar gaat het om."