Nabestaande Almasa kon proces tegen Mladic niet aanzien, maar vandaag kijkt ze wel
Met de uitspraak in hoger beroep komt vandaag een einde aan de al tien jaar slepende rechtszaak tegen Ratko Mladic. De Bosnisch-Servische generaal wordt onder meer verantwoordelijk gehouden voor de genocide in Srebrenica.
Militairen van Mladic vermoordden in juli 1995 meer dan achtduizend moslimmannen en -jongens in de stad. Het Nederlandse VN-bataljon, Dutchbat, wist het niet te voorkomen. Het Joegoslaviëtribunaal veroordeelde Mladic in 2017 al tot levenslang.
Almasa Salihovic was erbij in die julidagen 26 jaar geleden. Ze was een meisje van vijf. Nu woont ze samen met haar moeder in Skejici, haar piepkleine geboortedorp in het bergachtige oosten van Bosnië, 22 kilometer van Srebrenica.
"Nee, ik heb hém toen niet gezien," vertelt ze in een prieeltje onder de wijnranken in haar tuin. "Maar ik heb wel veel van zijn soldaten gezien. Die begaven zich tussen de mensen. Ze zochten jonge en volwassen mannen en die haalden ze weg."
Voor die fatale dagen hadden Almasa en haar moeder met twee broers en twee zussen (haar vader was al voor de oorlog overleden) al twee keer moeten vluchten. Eerst van Skejici naar Srebrenica. Haar dorp was platgebombardeerd door artillerie in Servië, aan de overkant van de nabijgelegen grensrivier de Drina. De VN had Srebrenica uitgeroepen tot veilig gebied voor de moslims van Oost-Bosnië. VN-troepen moesten die veiligheid garanderen.
Die garantie konden ze niet nakomen, bleek op 11 juli 1995. Mladic nam Srebrenica in. Het gezin Salihovic vluchtte naar Potocari, vijf kilometer verderop. Daar was de basis van het Nederlandse VN-bataljon en daar zouden ze wél veilig zijn, geloofden de duizenden vluchtelingen in Srebrenica. Ook dat bleek niet geval.
We wisten toen nog niet dat er massa-executies waren en dat ze de lijken in massagraven deden.
De mannen van Mladic lieten vrouwen en kinderen in bussen vertrekken. Moeder Salihovic, Almasa en één van haar zussen, Fatima, gingen mee. Broer Salih, die vijftien was, kon mee worden gesmokkeld onder een berg kleren. De oudste zus, Sabaheta, wist zichzelf later op eigen houtje in veiligheid te brengen. Maar Abdulah, die achttien was, bleef achter.
Maandenlang hoopte het gezin nog dat de Bosnische Serviërs hem zouden laten gaan. "We wisten toen nog niet dat er massa-executies waren en dat ze de lijken in massagraven deden," verklaart Almasa.
Maar in 2008 kreeg ze een telefoontje van het Internationale Comité voor Vermiste Personen: "We hadden bloedmonsters gegeven en ze zeiden dat ze een dna-match hadden gevonden, de overblijfselen van onze broer." Abdulah werd begraven op de begraafplaats van het Herinneringscentrum in Potocari.
"Het geeft je rust om hier te komen om z'n graf te zien," zegt Almasa naast het graf waar we inmiddels naartoe zijn gereden. Ook twee van haar ooms liggen er begraven. "We zien geen botten, we zien een ziel. Het heeft een naam, veel herinneringen. Alles komt terug als je er bent."
'Ik wilde zijn gezicht niet zien'
Voor haar was het "een soort van genoegdoening" toen de verantwoordelijke voor de dood van haar verwanten, Ratko Mladic, in 2011 werd gearresteerd na zich jarenlang te hebben verborgen. Maar het slepende proces heeft ze niet nauwgezet gevolgd. "Ik wilde zijn gezicht niet zien, zelfs niet op een scherm. Ik kon het gewoon niet aanzien en rustig blijven terwijl hij onschuldig pleitte en meer van die onzin."
Vandaag zal ze wel naar het vonnis kijken. "Ik twijfel er niet aan dat het levenslang wordt. Wij weten wat hij heeft gedaan, wie de misdadiger is en wie het slachtoffer. Maar voor de rest van de wereld is het heel belangrijk dat hij wordt veroordeeld voor genocide en alle andere misdaden waarvoor hij opdracht heeft gegeven en die hij heeft uitgevoerd."