Koopkrachtcijfers zeggen niet of jouw koopkracht omhoog of omlaag gaat
Marleen de Rooy en Leen Kraniotis
Marleen de Rooy en Leen Kraniotis
Op Prinsjesdag komen morgen ook weer de jaarlijkse koopkrachtplaatjes voorbij. Welke groepen krijgen er koopkracht bij? Welke gaan erop achteruit? Maar elk jaar zeggen die cijfers eigenlijk maar bar weinig over wat jij kunt verwachten. En nu we midden in de coronacrisis zitten, geldt dat al helemaal. "De onzekerheden in deze cijfers zijn dit jaar nog veel groter dan andere jaren", waarschuwt minister Koolmees van Sociale Zaken.
De koopkrachtcijfers voor volgend jaar worden berekend door het CPB, het Centraal Planbureau. Dat gebeurt op basis van drie variabelen: de ontwikkeling van de lonen, de inflatie en kabinetsmaatregelen. Vervolgens bekijkt het CPB hoe die drie invloed hebben op het inkomen van verschillende groepen in de maatschappij. "Maar", zo zegt de minister, "de onzekerheden die er zijn, over het verloop van de economie en de arbeidsmarkt, zie je niet in deze cijfers."
Van die drie variabelen zijn de kabinetsmaatregelen de enige die de regering zelf in de hand heeft. Op de hoogte van loonstijgingen heeft het kabinet een klein beetje invloed, omdat de overheid zelf ook een grote werkgever is. Maar gaan de lonen veel minder omhoog dan voorspeld en stijgen de prijzen veel meer dan voorspeld, dan zal je koopkracht veel slechter uitkomen. Daar komt nog eens bij dat er in deze voorspellingen verder helemaal geen rekening gehouden wordt met veranderingen in je leven.
Deze koopkrachtvoorspelling wordt daarom ook wel de statische koopkracht genoemd. Het CPB doet dus eigenlijk alsof het leven van iedereen statisch is, dus hetzelfde blijft. Iedereen houdt dezelfde baan, niemand wordt ontslagen, gaat minder of juist meer werken.
De koopkrachtramingen lekten vorige week deels al uit:
Koopkrachtraming 2021
Doorsnee huishouden | + 0,8 % |
Werkenden | + 1,2 % |
Uitkeringsgerechtigden | + 0,5 % |
Gepensioneerden | + 0,4 % |
Van gemeentelijke lasten, zoals de onroerendezaakbelasting en de parkeertarieven, neemt het CPB alleen het gemiddelde mee in zijn berekening voor het koopkrachtplaatje. Toch is het waarschijnlijk dat er flinke onderlinge verschillen zijn.
Want de kans is groot dat juist de lokale belastingen zullen stijgen, omdat veel gemeenten in financiële problemen zitten. Dat betekent dat inwoners van een gemeente waar de lasten flink stijgen, zich minder snel zullen herkennen in de koopkrachtcijfers.
Hetzelfde geldt voor de huurstijgingen en pensioenkortingen, waarvan ook alleen gemiddelden worden meegerekend. Het verschil kan al snel om tientallen euro's per maand gaan.
Bedoeld voor beleidsmakers
Juist tijdens een crisis, zoals deze coronacrisis, kan er veel veranderen voor grote groepen mensen. Maar het CPB voorspelt dus niet wat zulke ontwikkelingen allemaal met de koopkracht doen. De koopkrachtcijfers zijn eigenlijk vooral bedoeld voor de politiek. "Zijn de inkomensverdelingen in Nederland een beetje in balans", legt Koolmees uit. "Werkenden, gepensioneerden, of mensen met een uitkering: hoe is de verhouding daartussen. Daar is het een goede graadmeter voor." En op basis daarvan kan de politiek altijd nog bijsturen.
Maar ga dus niet meteen juichen als je ziet dat de groep waar jij toe behoort er bijvoorbeeld 1 procent in koopkracht op vooruit gaat. Want dat geldt alleen maar als je je baan houdt, niet meer of minder uren gaat werken en je cao-loon en de prijzen precies stijgen als voorspeld.
Nederland-koopkracht-land
De eerste keer dat zeer globale koopkrachtcijfers werden gebruikt, was in 1952. Toen werd in een VN- rapport een gemiddeld cijfer voor Nederland genoemd. Pas in 1969 kwam er structureel aandacht voor de koopkracht: omdat het CPB jaarlijkse koopkrachtoverzichten publiceerde. Sindsdien speelt het cijfer een rol in het politieke debat.
De 'koopkracht-fixatie' in Nederland is uniek. Buiten Nederland kent alleen Zweden soortgelijke cijfers, maar die spelen daar een veel minder grote rol in het debat. Volgens minister Koolmees mag de fixatie in Nederland een tandje minder. "Ook in het politieke debat gaat het te vaak over de punt-komma's in de koopkrachtplaatjes voor volgend jaar. Maar het blijft een raming, en ja die komt inderdaad voor veel mensen uiteindelijk niet zo uit."
Dus adviseert de minister: "Kijk door je oogharen naar deze cijfers, relativeer een beetje, maar zie in dat het belangrijk is dat de inkomensverschillen op deze manier in het oog worden gehouden."