Passend onderwijs werkte minder goed dan gehoopt
De Wet passend onderwijs heeft minder goed uitgepakt dan aanvankelijk de bedoeling was. Bijna zes jaar na de invoering blijkt dat er niet meer kinderen met een handicap, leer- of gedragsproblemen naar een gewone school zijn gegaan. Ook hebben docenten niet meer hulp gekregen om die zogenoemde zorgleerlingen te ondersteunen, omdat er geen geld voor was.
Die conclusie wordt getrokken in een uitgebreid onderzoek dat in opdracht van het ministerie van Onderwijs is uitgevoerd. De uitwerking van de wet op de leerlingen is volgens de onderzoekers niet goed vast te stellen. Dat komt doordat het niet goed is afgebakend welke leerlingen voor extra ondersteuning in aanmerking komen.
Verder hebben leraren het gevoel dat ze tekortschieten. Zij moeten aan een leerling met 'een rugzakje' meer aandacht geven, wat ten koste gaat van andere kinderen.
Ook zijn de verwachtingen van ouders niet waargemaakt. De bedoeling was om zorgen weg te halen bij ouders en het systeem makkelijker te maken, maar dat is niet gelukt, geeft een kwart van hen aan. De afspraak is dat een school een passend aanbod moet doen aan elke aangemelde leerling, maar in de praktijk zoeken ouders nog steeds vaak zelf naar een geschikte plek voor hun kind.
Wat passend onderwijs inhoudt en welke problemen ermee gemoeid zijn, zie je in deze video:
Vorig jaar bleek nog dat leraren grote problemen hadden met de hulp aan leerlingen met psychische en lichamelijke aandoeningen. Per klas waren er drie leerlingen die geen extra ondersteuning kregen, terwijl dat wel nodig was.
Vanaf het begin was er veel kritiek op de wet. Zo kregen kinderen niet de juiste hulp of kwamen ze soms langdurig thuis te zitten, omdat er geen passend onderwijs voor ze gevonden kon worden. Juist het aantal thuiszitters moest door de Wet passend onderwijs worden teruggedrongen, maar dat is niet gelukt.