Sri Lanka verbiedt radicaal-islamitische organisaties achter aanslagen
President Sirisena van Sri Lanka heeft de twee radicale moslimgroeperingen die verantwoordelijk worden gehouden voor de aanslagen op Eerste Paasdag verboden. Dat besluit maakt het mogelijk alle bezittingen van de groeperingen National Thowheeth Jama'ath (NTJ) en Jammiyathul Millathu Ibrahim (JMI) te confisqueren.
Het presidentieel decreet is mogelijk vanwege de noodtoestand die sinds dinsdag van kracht is. Daardoor hebben ook politie en militairen vergaande bevoegdheden om mensen op te pakken en te ondervragen.
Gisteren liet de regering weten dat de vermoedelijke leider van de NTJ, Mohamed Zahran, zelf is omgekomen bij de aanslag in het Shangri-La hotel in Colombo. Zahran plaatste vaak opruiende commentaren op sociale media. De plaatsvervangend leider is gearresteerd.
Hulp uit buitenland?
Islamitische Staat eiste dinsdag de verantwoordelijkheid op voor de aanslag, waarbij ruim 250 mensen om het leven kwamen. Het is niet duidelijk of die claim op waarheid berust. Hoewel de regering de twee genoemde radicale islamitische organisaties verantwoordelijk houdt, werd snel na de aanslagen gezegd dat de terreurgroepen hulp moeten hebben gekregen vanuit het buitenland. Ze zouden niet op eigen kracht in staat zijn een dergelijke goed gecoördineerde aanslag te plegen.
Uit onderzoek bleek gisteren dat de terroristen die de aanslagen pleegden vermoedelijk militaire training hebben gekregen in het buitenland en in het oosten van Sri Lanka.