Wat gebeurt er met jouw koopkracht in 2019? Bekijk het hier

De meeste huishoudens hebben volgend jaar meer te besteden, gemiddeld 35 euro per maand. Maar niet iedereen gaat erop vooruit. Dat constateert het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud), dat de koopkrachtveranderingen voor honderd voorbeeldgezinnen heeft berekend. Van deze honderd gaan er vijf op achteruit, veelal werkenden met een lager inkomen.

De grootste procentuele koopkrachtdaling is -0,9 procent, de grootste stijging +2,8 procent. Die -0,9 procent (26 euro per maand) betreft een koppel met een kind waarvan de een 25.000 euro en de ander 10.000 bruto verdient.

Die +2,8 procent (65 euro per maand) is voor een kinderloos koppel, van wie er een werkt en 35.000 euro verdient. Dat is ongeveer het modale inkomen in Nederland.

Het Nibud heeft de koopkracht voor 100 voorbeeldgezinnen doorgerekend. Bekijk hieronder wat er volgend jaar met jouw koopkracht gebeurt. Kies voor de situatie die (het meest) overeenkomt met die van jou:

Eerder vandaag kwam het Centraal Planbureau ook al met koopkrachtcijfers. De lagere inkomens gaan er volgend jaar minder in koopkracht op vooruit dan de midden- en hogere inkomens, blijkt daaruit. De groep met huishoudens die maximaal 23.700 bruto verdienen, krijgen er in doorsnee 1 procent koopkracht bij. De groepen die meer dan 23.700 verdienen krijgen er in doorsnee 1,6 procent bij.

In het algemeen gaat een gemiddeld huishouden er volgend jaar 1,5 procent in koopkracht op vooruit. Dit cijfer lekte vorige week al uit. Van alle huishoudens gaat 95 procent erop vooruit en 5 procent erop achteruit.

Werkende profiteert meer dan uitkeringsontvanger

De gemiddelde werkende krijgt er 1,6 procent koopkracht bij en een gepensioneerde 1,4 procent. Een uitkeringsgerechtigde moet het met minder koopkrachtstijging doen: 0,8 procent. Dat werkenden er meer bij krijgen dan uitkeringsontvangers strookt met het idee van het kabinet dat werken meer moet lonen. De koopkracht gaat vooral omhoog door stijgende lonen en lagere lasten op arbeid.

Bij deze cijfers gaat het steeds om de doorsnee koopkrachtstijging van een groep. Dat betekent dat er binnen die groep dus ook mensen zijn van wie de koopkracht meer of juist minder stijgt dan het doorsnee cijfer.

Bekijk hier de koopkrachtcijfers van het CPB voor de verschillende groepen:

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl