Visser en Kieft schrijven rugbyhistorie
In de Champions League van het rugby stonden vanavond voor het eerst twee professionele rugbyers uit Nederland tegenover elkaar: Tim Visser van het Engelse Harlequins en Zeno Kieft van de Franse club Stade Rochelais.
"Dat is heel speciaal", zei de 30-jarige Visser na afloop van de Champions Cup-wedstrijd. "Ik ben natuurlijk jaren de enige Nederlandse professionele rugbyer geweest. Het is mooi dat Zeno dat ook bereikt heeft in de Franse competitie. Het was een historisch moment."
Voor de vijf jaar jongere Kieft was de avond om meerdere redenen bijzonder. "Het is onwijs gaaf. Het is de eerste wedstrijd voor de club uit La Rochelle in de Champions Cup, we winnen in een geweldig stadion en dan ook nog eens met twee Hollanders op het veld. Mooier kan niet."
De Franse club van Kieft won met 34-27 van Harlequins. "Zeno was goed", vond Visser. "Hij doet het vuile werk in het midden waar je vaak niet veel van ziet, maar hij zat goed in de wedstrijd."
De twee stonden niet eerder met elkaar op het veld. "Ik was op m'n zestiende al weg uit Nederland, toen zat Zeno nog bij de mini's denk ik. Ik sprak hem van de zomer en heb hem toen succes gewenst bij Stade Rochelais."
Ook tijdens de wedstrijd hadden Visser en Kieft nog kort contact. "Dat soort onderonsjes in het Nederlands zijn leuk. Normaal heb je al die Zuid-Afrikanen die denken dat ik een landgenoot ben en dan krijg je een hoop gescheld in het Afrikaans."
Geen ruimte voor Oranje
De twee beste rugbyers van Nederland komen niet voor Oranje uit. Visser vertrok op zijn zestiende naar Engeland om zijn rugby-droom na te jagen. Een stap die hem niet alleen een profcontract opleverde, maar ook een interlandcarrière bij Schotland.
Zeno Kieft kwam in het verleden wel uit voor Nederland, maar richt zich tegenwoordig alleen nog op zijn Franse werkgever. "Het is jammer, maar ik moet nu al mijn tijd en energie in de club steken."
"Er zijn meer Nederlandse talenten die potentie hebben om in het buitenland te spelen. Die kans moeten ze pakken, maar daar heb je op de langere termijn als nationale ploeg niet veel aan", erkent Visser. "Dat is wel jammer."
