Gifgasaanvallen houden al drie jaar aan in Syrië
Vandaag is het drie jaar geleden dat er in het conflict in Syrië voor het eerst gifgas werd ingezet. Op 21 augustus 2013 kwamen in een gebied rond Damascus honderden mensen om het leven bij een aanval met het zenuwgas sarin. Het was de eerste gasaanval van een reeks die ondanks grote verontwaardiging bij de internationale gemeenschap nog drie jaar zou doorgaan.
Op Twitter worden videobeelden verspreid van kinderen die drie jaar na de sarin-aanval terugkijken op het moment dat hun dorp werd getroffen. Ze vertellen over verschrikkelijke momenten tijdens de aanval, zoals het zien stikken van familieleden en buren. Aan het einde van de filmpjes roept de maker op om te stoppen met bombarderen in Syrië.
Bijna exact een jaar voor de aanval had de Amerikaanse president Obama gewaarschuwd dat Syrië geen chemische of biologische wapens mocht gebruiken. Volgens Obama zou de inzet van de wapens betekenen dat er voor de VS een "rode lijn" zou worden gepasseerd. De waarschuwing ten spijt werden de chemische wapens toch ingezet.
Volgens secretaris-generaal van de VN Ban Ki-moon was het drama in Syrië de grootste aanval met chemische wapens sinds Saddam Hussein de Koerdische stad Halabja in 1988 bestookte met vermoedelijk hetzelfde gas. Hussein wilde daarmee de Iraakse Koerden aanpakken, die zich al jaren tegen de Iraakse regering hadden verzet.
Hussein heeft altijd ontkend dat hij achter de aanval zat, maar verschillende onafhankelijke onderzoeken concludeerden dat de Iraakse president wel degelijk het bevel tot de aanval had gegeven.
Onafhankelijk onderzoek
Een soortgelijke situatie volgde ook op de aanval in 2013 op het Syrische Ghouta: president Assad ontkende dat hij achter de aanval zat, iets dat hij tot op de dag van vandaag volhoudt. Volgens hem waren het rebellen die de chemische wapens inzetten.
De Amerikaanse regering riep Assad op om een onafhankelijk onderzoek toe te laten. Die onderzoeken kwamen er, en onder meer mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch concludeerde dat het wel degelijk Assad was die het gas had ingezet. Volgens de onderzoekers hadden naast de regering geen van de strijdende partijen toegang tot de wapens.
Er volgde ook onderzoek van Assads bondgenoot Rusland, dat juist het tegenovergestelde beweerde: de rebellen zouden het gas hebben gebruikt. Volgens de Russische VN-ambassadeur voldeden de raketten die bij de aanval waren gebruikt niet aan militaire standaarden, en was het dus onwaarschijnlijk dat Assad de wapens had ingezet.
Ondanks de waarschuwingen van de Amerikaanse regering, zijn er nog steeds geregeld meldingen van gasaanvallen in Syrië. De Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) onderzocht eerder dit jaar elf incidenten waarbij het vermoeden was dat er saringas gebruikt was. In één van die gevallen werden sporen aangetroffen die waarschijnlijk van het gas zijn.
VN-resolutie
Vorig jaar nam de VN een resolutie aan tegen het gebruik van chemische wapens in Syrië. In die resolutie staat dat gebruik van chemische wapens bestraft kan worden met economische sancties of militaire acties. Ook mogen chemische wapens niet meer in Syrië worden gemaakt of opgeslagen.
De resolutie was niet het eerste optreden van de VN tegen de chemische wapens. Vlak na de aanval in 2013 wilde de VN al dat het Syrische regime alle chemische zou vernietigen. Toch zijn er nog steeds vermoedens dat een deel van die chemische wapens is achtergehouden.