Een onderzoeker van de Tilburg University bezocht drie jaar lang 64 religieuze bijeenkomsten. Zijn conclusie: er is een groeiende groep jonge salafisten op wie de politiek geen greep gaat krijgen.
Mohammad Nazar Soroush volgt al vijftien jaar salafistische moslims in Nederland. Hij promoveert vandaag op een onderzoek naar de leefwereld van jonge salafisten, waar volgens hem nog weinig over bekend was.
Ze mogen niet met oude vrienden tijd doorbrengen, of met andere personen die geen ideologische broeders zijn.
Nazar Soroush keek en luisterde in moskeeën, bij stichtingen en bij vrijetijdsactiviteiten voor jonge salafisten. Salafisten zijn moslims die zo strikt mogelijk proberen te leven naar de authentieke, zuivere vorm van de islam.
De jonge salafisten zoeken de bescherming van een gesloten gemeenschap, zegt de onderzoeker, die trekken heeft van een familie. Via gebed, lering en sociale activiteiten zorgen moskeeën en stichtingen ervoor dat ze zich, ook in hun privéleven, actief inzetten voor hun geloof.
Wat hem vooral opviel, was hoe negatief de jongeren zijn over de wereld buiten die van hen. "Ze mogen geen tijd met oude vrienden doorbrengen, of mensen die geen ideologische broeders zijn. Een meisje vroeg wat ze moest zeggen tegen een collega die salam aleikum zegt als ze binnenkomt. Het antwoord: zeg geen 'As-salamu alaikum' (vrede zij over u), maar 'Aleikum' (over u), omdat de collega als niet-moslim geen vredeswens waard was."
Samenwerken of niet?
Het gaat veel over salafisme de laatste tijd. Zo brak de nieuwe Amsterdamse burgemeester Halsema met het beleid van haar voorganger Van Aartsen. Die laatste wilde samenwerken met salafistische moskeeën, Halsema stopt daarmee.
Volgens de onderzoeker is samenwerken lastig: "De politiek wil dat salafisten integreren, meedoen aan onze maatschappij. De salafisten zelf willen segregatie, dus juist een eigen gemeenschap. De AIVD zegt dat er salafistische stromingen zijn die alleen religieuze en geen politieke beweegredenen hebben, maar die heb ik niet gevonden. Allemaal hebben ze ook politieke redenen. Uiteindelijk willen ze een op de islam gerichte staat."
Wat de onderzoeker ook opviel, is de snelle groei van het aantal jonge salafisten. Waar hij in 2004 slechts enkele jongeren zag bij salafistische lezingen en congressen, ziet hij er nu honderden. "En ik zie dat zij jong trouwen, jong kinderen krijgen en die kinderen ook steeds jonger betrekken bij hun religieuze stroming. Dat begint al in groep 5."
Naar schatting zijn er op dit moment enkele duizenden salafisten en volgens de onderzoekers is hun aantal over tien jaar verdubbeld. "Dat zijn mensen die dan grotendeels zijn opgegroeid zonder dat ze te maken kregen met andere opvattingen en die ook van jongs af aan hebben geleerd dat andersdenkenden geen cent waard zijn."
'Wij betalen ook belasting'
Vrijwel alle jonge salafisten die de onderzoeker sprak, vinden dat de politiek een kruistocht voert tegen de islam. "Ze zeggen: wij betalen gewoon belasting, wij werken hier ook. Wij willen geaccepteerd worden en serieus genomen worden als gesprekspartner."
Religieuze organisaties zien de jongeren als belangrijke zendelingen om het geloof te verspreiden. Die taak geeft zogenoemde salafi's ook reden om in Nederland te blijven leven, zegt de onderzoeker. "Zij dachten de afgelopen jaren dat als het hier niet lukte, ze altijd nog naar het kalifaat konden. Maar nu die mogelijkheid er niet meer is, zie ik de jongeren rouwen. Radicale jongeren, van wie de hoop weg valt, maar bij wie de frustratie juist toeneemt; dat is een zorgelijke ontwikkeling."
Zorgelijk
De reden voor dit onderzoek was ook dat de politiek lijkt te denken dat de salafistische gemeenschap terroristen oplevert. In onderzoeken is er juist een neiging om dat gevaar af te zwakken.
Wat blijkt uit de gesprekken met de jongeren zelf? Een salafist is geen terrorist, zegt de onderzoeker. "Ze wijzen westerse waarden af, maar slechts een enkeling vindt geweld acceptabel." Hij ziet ook dat moskeebesturen actief controle houden op radicale jongeren.
Maar dreigend is de groei van jonge salafisten wel, vindt hij. "De meesten werken aan een krachtige eigen gemeenschap, die steeds beter georganiseerd wordt, en die niet wenst mee te doen in onze maatschappij."