Kaag: 'Ik wilde steunprogramma Syrische opstandelingen eerder stoppen'
D66-leider Sigrid Kaag neemt verantwoordelijkheid voor de steun aan Syrische opstandelingen. "Een verschrikkelijke situatie. De hulp is stopgezet toen ik ervan wist en er komt een brede enquête", zegt de lijstrekker vanavond in Nieuwsuur.
Dat Kaag het steunprogramma eerder wilde stoppen, is nooit aan de Tweede Kamer gemeld. De Kamer kreeg te horen dat steun voor gewapende opstandelingen weinig zin meer had omdat de Syrische president Assad aan de winnende hand was.
Kaag, die het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking leidde, ging mede over de gelden waarmee Nederland het steunprogramma financierde. Kaag zegt nu: "Een les die we trekken is dat we heel anders moeten kijken naar hoe we hulp kunnen verlenen en niet onbedoeld de verkeerde groepen steunen."
Nederland steunde jarenlang in het geheim gewapende Syrische opstandelingen, met onder meer pick ups, militaire uniformen, satellietapparatuur. Het programma werd uitgevoerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en liep van 2015 tot april 2018.
Nederland wilde nooit zeggen welke groeperingen ze precies steunde, maar Nieuwsuur onthulde samen met dagblad Trouw dat het om groeperingen ging die zich schuldig maakten aan oorlogsmisdaden en als mensenrechtenschenders te boek stonden.
Financiering stopgezet
Het NLA-programma startte onder Rutte-2, in 2015. D66, toen in de oppositie, stemde voor het programma. Kaag was als minister medeverantwoordelijk voor het NLA-programma tussen 26 oktober 2017 en eind maart 2018, een klein half jaar. Tijdens haar ministerschap zijn er nog verschillende leveringsovereenkomsten gesloten voor de schenking van logistiek oorlogsmaterieel aan opstandelingen in Syrië.
Het geld voor het materieel kwam uit potjes als het 'Stabiliteitsfonds', dat de 'stabiliteit en rechtsorde' in conflictgebieden moest bevorderen. Dat geld viel mede onder Kaag. "Ik heb toen ik aantrad als minister en het zag meteen gezegd, dit kan niet. Daarom is de financiering voortijdig stopgezet."
Een belangrijke kwestie gaat over de regio Afrin, in Noord-Syrië. Op 20 januari 2018 valt Erdogan vanuit Turkije, met behulp van islamitische gewapende rebellen in Syrië, de Koerdische regio Afrin binnen. Er begint een 'zuivering' van het gebied: duizenden Koerden vluchtten.
Op dat moment loopt het NLA-programma nog. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra belooft de Kamer dan dat als er informatie is waaruit blijkt dat een van de groeperingen die Nederlandse steun krijgt deelneemt aan de invasie in Afrin, de hulp onmiddellijk wordt gestopt.
Zuivering van Koerden
Uit onderzoek van Nieuwsuur blijkt dat dat niet is gebeurd. Er werd namens Nederland nog op 9 februari 2018 een leveringsovereenkomst getekend voor de levering van pickup-trucks aan de groepering 'Levant Front'. Dat is 18 dagen na de invasie in Afrin.
De groepering 'Levant Front' deelde in januari al filmpjes op YouTube waarin ze openlijk zei mee te werken aan de zuivering van de Koerden in Afrin. Het Syriëteam van Buitenlandse Zaken bestudeerde de sociale media-uitingen van de groeperingen die steun kregen nauwkeurig.
De steun kwam Nederland ook op felle kritiek van oud VN-kopstuk Carla del Ponte te staan, die onderzoek deed naar misdaden in Syrië. "Alle Europese landen, ook Nederland, wisten dat de oppositie oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid pleegde", zei ze eerder.
Een D66-kiezer - uit Syrië - heeft nog steeds familie in Afrin (en treedt daarom vermomd op in het programma). Na de aanvallen van Erdogan en rebellengroepen in 2018 is het gebied 'gearabiseerd', zegt hij. "Mijn familie leeft onder heel zware omstandigheden. Hun huizen zijn ingenomen, mensenrechten worden geschonden."
"Hoe kan minister Kaag met al haar kennis van de regio dit programma hebben ondersteund?", vraagt hij aan de D66-partijleider.