In de meeste gevallen leven soennieten en sjiieten in harmonie met elkaar samen, maar in het Midden-Oosten bestaat er een kloof tussen de moslim-geloofsgenoten. Veel soennieten beschouwen hun sjiietische geloofsgenoten niet als echte moslims.
Schisma
Het schisma vond plaats in 632, het jaar van de dood van de profeet Mohammed. Toen steunde de meerderheid de vriend en schoonvader van Mohammed, Abu Bakr, als opvolger terwijl anderen de neef en schoonzoon van de profeet, Ali, tot opvolger benoemden. De volgelingen van Abu Bakr werden de latere soennieten en die van Ali de latere sjiieten.
Afgeslacht
Abu Bakr volgde uiteindelijk Mohammed op, maar Ali regeerde later kort als vierde kalief. De kloof tussen de twee groepen werd permanent toen de zoon van Ali, Hussein, samen met zijn familie door de troepen van de soennitische kalief werd afgeslacht in Karbala in 680. De soennieten monopoliseerden alle politieke macht en de sjiieten keerden zich tot hun imams voor geestelijk leiderschap.
Verschillen
Vandaag geloven 1,6 miljard moslims dat Allah de enige god is en Mohammed zijn profeet was. Ze volgen allen de vijf pilaren van de Islam en vereren hun heilig boek, de Koran. Van hen is 80 procent soennitisch. Religieuze verschillen tussen hen en de sjiieten omvatten onder andere: - Soennieten hechten veel meer belang aan de 'soenna', de overleveringen van het leven van Mohammed. Sjiieten beschuldigen hen daarom van dogmatisme en menen dat dit leidt tot extremistische sektes zoals het wahabisme. Sjiieten zien hun ayatollahs als reflecties van god op aarde. Voor sommige soennieten is dit regelrechte ketterij. - De meeste sjiieten geloven dat op een dag de twaalfde imam (de Mehdi) zal verschijnen om het goddelijke plan te volbrengen. Ook herdenken ze jaarlijks de Asjoera, de dood van Hussein bij Karbala.
De toenemende instabiliteit in het Midden-Oosten zet de twee groepen steeds vaker tegen elkaar op, waardoor de spanning soms in geweld omslaat, zoals in Irak.