Aangepast

De geschiedenis van Bergen-Belsen

Bergen-Belsen, in Noord-Duitsland, werd in 1940 ingericht om dienst te doen als krijgsgevangenenkamp. Met name Russische krijgsgevangenen leefden hier onder erbarmelijke omstandigheden.

In april 1943 werd een deel van het krijgsgevangenenkamp overgedragen aan de SS, die er vanaf dat moment buitenlandse Joden onderbracht. Dit Aufenthaltslager Bergen-Belsen was in eerste instantie bestemd voor Joden die uitgewisseld zouden worden tegen Duitse staatsburgers die in het buitenland woonden of daar geïnterneerd waren.

Privileges

Vanuit kamp Westerbork vertrokken 9 treinen naar Bergen-Belsen, met circa 4000 Joodse mensen aan boord. De anderen ging naar Auschwitz, Sobibor, Mauthausen en Theresienstadt. Zij kwamen voornamelijk terecht in het speciale Sternlager van het kamp, zo genoemd naar de gele sterren die zij op hun kleding droegen. De 'uitwisselingsjoden' hadden aanvankelijk enkele privileges. Zo bleven ze als familie bij elkaar, droegen ze geen gevangeniskleding en mochten ze enig bezit houden. Na een periode van quarantaine werden ze echter wel ingezet om te werken. Na lange appèls voor en na de werktijden, werden mannen en vrouwen ingezet bij verschillende werkcommando's in de schoenen- en kledingindustrie, de keukens, het revier, de kamppolitie en het brood-, groente en kolencommando.

Paspoorten

De Joden die uit Nederland kwamen, waren in vijf groepen onder te verdelen: houders van paspoorten van neutrale landen, houders van de 120.000-Sperre (een regeling voor vermogende joden), houders van een dubbele nationaliteit (dikwijls dankzij al dan niet gekochte Zuid-Amerikaanse passen), houders van Palestina-certificaten (waarmee ze naar Palestina zouden kunnen emigreren) en diamantbewerkers. Een deel van deze joodse gevangenen zou eventueel in aanmerking komen voor uitwisseling met Duitse staatsburgers in Geallieerde handen. Slechts een klein aantal mensen werd ook daadwerkelijk uitgewisseld en kon naar Palestina of Zwitserland vertrekken.

Deelkampen

Kamp Bergen-Belsen was verdeeld in vijf deelkampen: 1. Häftlingslager: Joden die het kamp moesten opbouwen 2. Sonderlager: Joden met bijzondere papieren 3. Neutralenlager: Joden uit neutrale landen 4. Sternenlager: Doorgangsgevangenen die nog naar een ander kamp moesten 5. Ungarnlager: Joden afkomstig uit Hongarije Een van de nevenkampen van Bergen-Belsen, het Häftlinglager, werd vanaf maart 1944 gereserveerd voor gevangenen uit andere kampen. Deze mensen konden niet meer werken en waren vaak doodziek. Ze werden aan hun lot overgelaten in lege barakken zonder strozakken en dekens. Er was geen medische verzorging en warm eten ontbrak. Het sterftecijfer was bijzonder hoog. In de zomer van 1944 werd er een kamp met tenten voor vrouwen opgericht. Ze werden na een kort verblijf doorgestuurd naar buitencommando's van het concentratiekamp Buchenwald. In oktober werden er grote vrouwentransporten uit Auschwitz in ondergebracht. Een deel van de tenten werd tijdens een storm weggeblazen.

Concentratiekamp

Onder leiding van kampcommandant Kramer werd in de winter van 1944-1945 het hele kamp omgevormd tot een concentratiekamp en verloren de 'uitwisselingsjoden' hun privileges. De omstandigheden gingen in een rap tempo achteruit. De SS bracht tienduizenden gevangenen het kamp binnen, die uit kampen in het oosten waren geëvacueerd. Zij troffen er chaos aan: kou, honger, vervuiling en besmettelijke ziektes die duizenden slachtoffers maakten. Bergen-Belsen werd een kamp waar massale sterfte plaatsvond. Tussen begin januari 1945 en midden april 1945 zijn 35.000 mensen overleden. Onder hen waren Anne Frank en haar zusje Margot.

"In je naaste omgeving maakte je als kind mee hoe vriendjes en vriendinnetjes overleden", zegt overlevende Micha Gelber. "Ik heb in andere afdelingen van het kamp, waar zich gevangenen bevonden, bergen lijken gezien. En kannibalisme. Stervende mensen werden halfdood van al hun kleren ontdaan door anderen die erom vochten om zichzelf tegen de kou te kunnen beschermen. Een gevangene werd betrapt, naar onze afdeling gebracht en bij de poort over een hokkertje, een soort bankje, gelegd. Hij kreeg van de Kapo's vijftig stokslagen."

'Beter' kamp

Bergen-Belsen werd gezien als een kamp waar het 'beter' was dan in andere concentratiekampen. Wie vanuit Westerbork het 'geluk' had naar Bergen-Belsen te worden gedeporteerd, had een lot uit de loterij getrokken, dacht men. Maar wie er terecht kwam in de loop van 1944 trof een situatie aan waarin het 'betere' kamp nauwelijks meer verschilde van andere concentratiekampen. Tussen 11 januari en 31 juli 1944 vertrokken negen transporten met in totaal 3.751 mensen vanuit kamp Westerbork naar Bergen-Belsen. Van hen overleefden ongeveer 2.000. Toen het kamp op 15 april door de Engelsen werd bevrijd, waren nog 60.000 mensen in het kamp in leven. Circa 14.000 van hen zouden nog sterven.

Kriskras

Enige dagen voor de bevrijding van Bergen-Belsen vertrokken drie treinen met onbekende bestemming uit het kamp. In een poging de sporen van vernietiging uit te wissen, werden 7000 gevangenen weggevoerd. Een van de treinen kwam twee weken later in Theresienstadt aan. De andere treinen reden kriskras door Duitsland. Deze transporten werden meerdere malen beschoten. Vlektyfus groeide uit tot een epidemie. Op 14 april kwam de ene trein tot stilstand bij Magdeburg en de tweede op 23 april in de buurt van Tröbitz, 80 kilometer ten noorden van Dresden. Hier werden de gevangenen van dit Verloren Transport door de Russen bevrijd.

Massagraven

In de dagen na de bevrijding werden, om een verdere verspreiding van de tyfus te voorkomen, de barakken door de Engelse bevrijders in brand gestoken. Slechts de massagraven deden daarna nog herinneren aan wat er in het kamp had plaatsgevonden. In 1946 werden monumenten voor de Joodse gevangenen en de Russische krijgsgevangenen onthuld. Een jaar later kwam er op initiatief van het Britse militair bestuur op het terrein van Bergen-Belsen een obelisk en een muur met inscripties.

Ter herinnering aan de uit Nederland weggevoerde en in Bergen-Belsen vermoorde Joden werd in 2006 door overlevenden en de staatssecretaris van VWS, Clémence Ross-van Dorp, een herdenkingsplaquette onthuld met de tekst: 'Ter herinnering aan alle Joodse en niet-Joodse Nederlanders van wie de as hier in de wind is verwaaid tussen 11 januari 1944 en 15 april 1945. En aan hen die, na de bevrijding op 15 april 1945, een rustplaats hebben gevonden in een van de grafheuvels. Zichronam Livracha - Hun aandenken zij tot zegen.' Op het voormalige kampterrein herinneren graven en gedenktekens aan het lijden en sterven van de gevangenen.

Bronnen:

Hollandse Schouwburg - www.hollandscheschouwburg.nl

Herinneringscentrum Kamp Westerbork - www.kampwesterbork.nl

Evelien Gans, 'Jaap en Ischa Meijer, een joodse geschiedenis 1912-1956'

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl