Aangepast

Katz-schilderijen niet terug

De erfgenamen van de joodse broers Benjamin en Nathan Katz dienden vijf jaar geleden een claim in bij de Nederlandse staat. Ze wilden 189 schilderijen terug die volgens hen tijdens de Tweede Wereldoorlog onder dwang zijn verkocht. Van alle schilderijen gaat er nu maar eentje terug naar de familie.

Hoge baret

De commissie die de claim heeft onderzocht, heeft een negatief advies gegeven aan minister Bussemaker. Het enige schilderij dat de minister volgens de commissie aan de familie moet toewijzen, is Man met hoge baret van Ferdinand Bol, dat op dit moment in Museum Gouda hangt. Het schilderij is eind november 1941 verkocht aan de Duitse museumdirecteur Hans Posse. Volgens de commissie verkocht de familie Katz het kunstwerk noodgedwongen, om te ontsnappen aan de nazi's.

Bescherming

Posse verzamelde een kunstcollectie voor het Führermuseum dat Adolf Hitler wilde bouwen in de Oostenrijkse stad Linz. In 1940 kocht hij een grote hoeveelheid schilderijen in de Dierense kunsthandel van de broers Katz. Van Nathan Katz werd verwacht dat hij de Nederlandse kunstmarkt zou afspeuren naar werken die interessant konden zijn voor Hitler. Zo bleef de joodse familie tijdelijk beschermd tegen de anti-joodse maatregelen.

Toen die maatregelen flink werden aangescherpt, liep de familie gevaar. Nathan was van Posse afhankelijk voor het krijgen van de juiste papieren om naar Zwitserland te kunnen reizen. Hij heeft volgens de commissie zijn vlucht naar veilig gebied met dit schilderij moeten 'kopen'.

Schok

De zoon van Nathan Katz, David, diende in 2007 samen met zijn drie zussen bij de Nederlandse staat een claim in op een groot aantal schilderijen uit de rijkscollectie. Weliswaar waren de schilderijen niet door de Duitse bezetter van de broers geroofd, maar de erfgenamen zeggen dat alleen onder dwang stukken aan de Duitsers zijn verkocht: "In de oorlog was het zo: als je niet verkocht, kreeg je een revolver voor je neus of je werd naar een kamp getransporteerd."

Na mei 1945 kwamen de schilderijen, zoals al het Nederlands kunstbezit dat in Duitse handen was gevallen, in bezit van de staat. Het grootste deel van de 17e eeuwse Katz-collectie hangt nu nog verspreid over het land in bruikleen bij allerlei musea. De claim was dan ook een schok voor de Nederlandse museumwereld. Het jaar daarvoor leidde een vergelijkbare claim van de erfgenamen van de joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker tot de teruggave van 202 schilderijen.

Teleurgesteld

In een interview met het NRC Handelsblad uit 2007 zegt David Katz dat de Nederlandse regering niet erg meewerkte aan de claim. "Ze wachten eenvoudig tot ik en mijn drie zusters dood zijn. Ja, zo is het. Ik weet dat de regering en de Nederlandse musea heel bang zijn." De familie heeft nu teleurgesteld gereageerd op het advies en zal de beslissing aanvechten, zegt hun advocaat.

Handel

Het grootste deel van de geclaimde kunstwerken maakt onderdeel uit van een partijverkoop aan de Duitse kunsthandelaar Alois Miedl. In augustus 1940 kocht Miedl enkele honderden kunstwerken van de broers. Ze kregen daar 1,8 miljoen euro voor. Ook daarna verkochten de broers nog een aantal schilderijen aan Miedl. Deze schilderijen zijn volgens de commissie gewoon onderdeel van de activiteiten van Kunsthandel Katz. Benjamin Katz heeft na de oorlog zelf geschreven dat Miedl nooit druk heeft uitgeoefend op hem of zijn broer.

Datzelfde oordeel gaat op voor de schilderijen die de broers verkochten aan een inkoper van Hermann Göring. Volgens de commissie zijn die stukken zonder dwang of dreiging in het bezit van de Duitse Rijksmaarschalk gekomen.

Restitutie

Sinds haar start in 2002 heeft de commissie 117 adviezen uitgebracht en zijn 137 claims aan haar voorgelegd. Er zijn nu tien kleinere claims in onderzoek tegen de staat en vijf zaken tegen musea, lokale overheden en particulieren.

Vragen en/of opmerkingen? Mail Annephine.Van.Uchelen@Nieuwsuur.nl en/of Tonko.Dop@Nieuwsuur.nl

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl