Reacties van RIVM en ministerie van Volksgezondheid op bemoeienis met OMT-adviezen

  • Milena Holdert

    onderzoeksjournalist Nieuwsuur

  • Milena Holdert

    onderzoeksjournalist Nieuwsuur

Nieuwsuur onthult dat het ministerie van Volksgezondheid tekstuele wijzigingen heeft laten doorvoeren in conceptadviezen van het Outbreak Management Team (OMT). Ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft tekstsuggesties overgenomen van het ministerie. Het kabinet heeft juist altijd gezegd dat het OMT volstrekt onafhankelijk is.

Hieronder lees je de reacties van het ministerie van Volksgezondheid op vragen van Nieuwsuur, daarna volgt de reactie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

17 december 2021

Onderstaand de beantwoording vanuit VWS. Door een beperking in de systematiek van de wob-behandeling is niet de hele mailwisseling meegestuurd. Hierbij ter completering de hele mailwisseling.

1. Hoe vaak heeft uw ministerie aanvullingen dan wel wijzigingen gedaan, dan wel meegedacht/ meegeschreven met/aan OMT-adviezen?

Het OMT is onafhankelijk. Er is ook geen vertegenwoordiger van VWS aanwezig bij de vergaderingen. Wel kunnen van tevoren vragen gesteld worden. Na elk OMT volgt een briefing in het zogenoemde Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO). Niet altijd is dan al een schriftelijk advies beschikbaar. Door de leden van het BAO en ook vanuit de voorzitter van het BAO, de DG Volksgezondheid, kunnen aan de voorzitter van het OMT verhelderende vragen gesteld worden over het advies. Dit loopt doorgaans via het secretariaat van het BAO en het secretariaat van het OMT. Over het algemeen krijgt de voorzitter van het BAO korte tijd om te reageren op onduidelijkheden of onvolkomenheden in de formulering van het OMT-advies. Alleen het OMT-secretariaat schrijft aan het OMT-advies op basis van de OMT-beraadslagingen.

2. Eerder liet u ons weten dat de kennis en expertise van het RIVM en het OMT 'onafhankelijk' zijn. In hoeverre zijn de OMT-adviezen nog onafhankelijk te noemen als het ministerie hieraan meeschrijft?

Er is geen sprake van meeschrijven aan adviezen. Zie ook beantwoording vraag 1. Het OMT opereert onafhankelijk en de adviezen zijn daarmee ook onafhankelijk. Wel is verduidelijking mogelijk als die aansluit bij de gevoerde bespreking in het OMT, zoals blijkt bij beantwoording van vraag 3.

3. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer schrijft u bij het genoemde OMT-advies dat het 'OMT stelt' dat het preventief gebruik van mondmaskers niet nodig was, en gezien de schaarste ongewenst. Maar dat stelde het OMT aanvankelijk dus niet, uw ministerie stelde dat. Heeft u de Kamer hiermee onjuist geïnformeerd?

Bij het uitbreken van de Coronacrisis was er in de langdurige zorg een dringende behoefte aan uitgangspunten voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) op basis van de meest actuele inzichten in de aard en verspreiding van het virus, zoals die ook in het OMT werden besproken. Mede op verzoek van veldpartijen in en buiten het BAO is dit onderwerp daarom meerdere malen in het OMT besproken.

Op basis van die OMT-besprekingen heeft het RIVM uitgangspunten voor het gebruik van PBM opgesteld, die besproken zijn met veldpartijen. De uitgangspunten hadden (en hebben) als doel veilig te kunnen werken en de verspreiding van het virus tegen te gaan. Zeker gelet op de wereldwijde schaarste in het begin van de crisis was goed en gepast gebruik belangrijk. Zouden beschermingsmiddelen (veel) meer gebruikt worden dan gepast is, dan zou dit ten koste gaan van zorgprofessionals die in zeer risicovolle situaties zijn aangewezen op PBM. Ten overvloede: schaarste heeft geen rol gespeeld bij het opstellen van de uitgangspunten voor gebruik van PBM de uitgangspunten zijn gebaseerd op de besmettingsrisico's in bepaalde behandel- en verpleegsituaties.

In het OMT-overleg van 14 april werd gesproken over de mogelijke meerwaarde van preventief gebruik van PBM, zoals ook blijkt uit het verslag van het daaropvolgende BAO. De conclusie van het OMT was dat preventief gebruik van PBM bij patiënten/cliënten op afdelingen waar geen (verdenking van) COVID19 is en in de thuissituatie bij cliënten zonder (verdenking van ) COVID-19 niet nodig is. In het BAO werd gevraagd om "glasheldere communicatie". Vanuit VWS is vervolgens richting het OMT-secretariaat aangegeven dat er bij veldpartijen behoefte was aan expliciete duidelijkheid op dit punt, zowel in het OMT-advies als in de uitgangspunten voor het gebruik van PBM in de zorg. Het OMT-secretariaat gaf in een reactie aan dat bovenstaande inderdaad zo was besproken in het OMT (zie de bijgevoegde mailwisseling) en verwerkte dit expliciet in het advies en de uitgangspunten. Het advies is ook opgenomen in de factsheet 'wanneer is welk mondmasker nodig', die op verzoek van en in afstemming met veldpartijen is opgesteld en gepubliceerd is op 16 april 2020.

Er is dus geen sprake van het onjuist informeren van de Tweede Kamer.

[1] Tweede Kamer, VWS, Betreft Commissiebrief Tweede Kamer inzake verzoek om reactie op bericht mondkapjesrichtlijn RIVM voor ouderenzorg toch gebaseerd op schaarste, 22 september 2020.

22 december 2021

VRAAG NIEUWSUUR:

1. Je schrijft: In het OMT-overleg van 14 april werd gesproken over de mogelijke meerwaarde van preventief gebruik van PBM, zoals ook blijkt uit het verslag van het daaropvolgende BAO.'

Kan je me dit verslag toesturen? Is dit wellicht ook per ongeluk niet in de WOB terechtgekomen?

En is het gebruikelijk dat het ministerie inzage heeft in het OMT-overleg? Hoe weet het ministerie wat daar precies is besproken?

2. Verder schrijf je: 'De conclusie van het OMT was dat preventief gebruik van PBM bij patiënten/cliënten op afdelingen waar geen (verdenking van) COVID19 is en in de thuissituatie bij cliënten zonder (verdenking van ) COVID-19 niet nodig is.'

Waar blijkt dat uit? Het blijkt namelijk niet uit de emails die je nu nazendt, want daarin gaat alleen een onbekende medewerker van het RIVM akkoord - niet het gehele OMT.

ANTWOORD MINISTERIE OP VRAAG 1 EN 2:

Om precies te zijn gaat het om het BAO advies (Bijlagen+bij+besluit+Wob-verzoek+inzake+openbaarmaking+BAO+documenten.pdf). Zoals aangegeven volgt na elk OMT een briefing in het zogenoemde Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO). De Directeur Generaal Volksgezondheid (DGV) is voorzitter van het BAO en is daarmee op de hoogte van het OMT-advies. Door het secretariaat van het OMT, dat wordt gevoerd door het RIVM, is aangegeven dat bovenstaande inderdaad zo was besproken in het OMT. Als het secretariaat aangeeft dat dit besproken is gaat VWS hier vanuit. Het is de verantwoordelijkheid van het secretariaat om wat besproken en geconcludeerd is te verwerken in de adviezen van het OMT.

VRAAG NIEUWSUUR:

3. Feit is bovendien dat in het concept OMT-advies genoemde zin níet stond. En dat VWS gevraagd heeft deze aan het advies toe te voegen.

A. Hoe vaak is het voorgekomen dat VWS een dergelijke verduidelijkende zin toevoegt, of anderszins om een aanpassing verzoekt, aan een OMT-advies?

ANTWOORD MINISTERIE:

Zoals eerder aangegeven kan de DGV verhelderende vragen stellen over het advies. Dit loopt doorgaans via het secretariaat van het BAO en het secretariaat van het OMT. Over het algemeen krijgt de voorzitter van het BAO kort de tijd om te reageren op onduidelijkheden in de formulering van het OMT-advies. Alleen het OMT-secretariaat schrijft aan het OMT-advies op basis van de OMT-beraadslagingen.

VRAAG NIEUWSUUR:

B. Heeft het ministerie aan het RIVM en/of het OMT-secretariaat gevraagd om voorafgaand aan het toevoegen van de zin akkoord te vragen aan alle OMT-leden? Kortom: hebben de OMT-leden de aanpassing van het advies zoals voorgesteld door VWS geaccordeerd?

ANTWOORD MINISTERIE:

Zie bovenstaand antwoord op vraag 1 en 2.

VRAAG NIEUWSUUR:

C. Waarom heeft de minister, om complete zuiverheid te betrachten, niet zélf gezegd dat preventief gebruik van mondmaskers niet nodig zijn? Waarom moest dat per se via het OMT?

ANTWOORD MINISTERIE:

Richtlijnen en uitgangspunten zijn professionele standaarden die worden opgesteld door experts conform de stand van de wetenschap op basis van hun deskundigheid. Het RIVM heeft op basis van adviezen van het OMT de uitgangspunten voor gebruik van PBM buiten het ziekenhuis opgesteld en is verantwoordelijk voor de inhoud. De uitgangspunten zijn gegeven de actuele kennis van het virus en praktische ervaring in overleg met beroepsgroepen en brancheorganisaties- gaandeweg aangevuld. Het ministerie vaart op de kennis van deskundigen en kan vragen van de veldpartijen om toelichting van de uitgangspunten en praktische toepasbaarheid ervan doorgeven aan het RIVM. Doel is voor het veld duidelijke en toepasbare uitgangspunten.

VRAAG NIEUWSUUR:

D. Hoe kijkt het ministerie hierop terug, is het een geaccepteerde gang van zaken als het ministerie een expliciete zin toevoegt aan een OMT-advies? Of was het eenmalig en had het ministerie dit achteraf niet zo moeten doen? Graag een helder antwoord hierop. Want ofwel het ministerie ziet dit als een acceptabel gebruik, of niet. Graag hoor ik daarover.

ANTWOORD MINISTERIE:

Gelet op de dringende behoefte aan 'glasheldere' communicatie vanuit de sector en gehoord hebbend wat besproken was in het OMT (zoals ook blijkt uit het BAO advies), heeft VWS de suggestie gedaan louter en alleen ter verduidelijking. De DGV en het BAO kunnen ook suggesties en verzoeken ter verheldering doen, vanwege de noodzaak dat de adviezen uitlegbaar moeten zijn en zonder onduidelijkheden toepasbaar in de praktijk. Dit is cruciaal zodat het BAO (voorgezet door de DGV) haar rol optimaal kan vervullen.

13 januari 2022

VRAAG NIEUWSUUR:

Je schrijft: 'In het OMT-overleg van 14 april werd gesproken over de mogelijke meerwaarde van preventief gebruik van PBM, zoals ook blijkt uit het verslag van het daaropvolgende BAO. De conclusie van het OMT was dat preventief gebruik van PBM bij patiënten/cliënten op afdelingen waar geen (verdenking van) COVID19 is en in de thuissituatie bij cliënten zonder (verdenking van ) COVID-19 niet nodig is. In het BAO werd gevraagd om "glasheldere communicatie". Vanuit VWS is vervolgens richting het OMT-secretariaat aangegeven dat er bij veldpartijen behoefte was aan expliciete duidelijkheid op dit punt.'

A. Hoe wist VWS die dag dat dit de 'conclusie' van het OMT was? Want het stond die dag dus niet in het concept-OMT-advies. In het BAO-advies staat inderdaad dat het in het OMT is gegaan over de 'mogelijke meerwaarde' van preventief mondmaskergebruik, maar de conclusie dat het niet nodig en vanwege schaarste niet gewenst was om preventief mondmaskers te dragen staat daar niet in. Dus waar bleek op de avond van 14 april 2020 precies uit dat dit de conclusie van het OMT was, volgens VWS?

B. Waarom ontbreekt in je citaat (preventief gebruik PBM zonder covid 'niet nodig') het gedeelte over dat PBM ook niet gewenst was vanwege schaarste? Was dat gedeelte níet de conclusie van het OMT, en wél van het ministerie?

ANTWOORD MINISTERIE:

Zoals eerder aangegeven gaat het om het advies van het BAO, het is geen woordelijk verslag van de vergadering. De kwestie is naar aanleiding van de toelichting van de voorzitter van het OMT in het desbetreffende BAO aan de orde geweest. In het BAO werd gevraagd om "glasheldere communicatie". Vanuit VWS, DG Volksgezondheid is voorzitter van het BAO, is vervolgens richting het OMT-secretariaat aangegeven dat er bij veldpartijen behoefte was aan expliciete duidelijkheid op dit punt, zowel in het OMT-advies als in de uitgangspunten voor het gebruik van PBM in de zorg. In de reactie op de mail vanuit VWS gaf het OMT-secretariaat aan dat dit inderdaad zo was besproken in het OMT (zie eerder bijgevoegde mailwisseling) en is dit punt expliciet in het advies en de uitgangspunten verwerkt. Zeker gelet op de wereldwijde vraag aan beschermingsmiddelen in het begin van de crisis was goed en gepast gebruik belangrijk.

VRAAG NIEUWSUUR:

Je schrijft dat na elk OMT een 'briefing' in het BAO volgt en dat de DGV voorzitter van het BAO is en 'daarmee op de hoogte van het OMT-advies'. Hoe werd het BAO, dan wel de DGV, dan wel andere VWS-ambtenaren, op 14 april precies gebrieft/geïnformeerd over wat er besproken was in het OMT? Ik stelde je deze vraag al net per telefoon, maar je zei niet precies te weten hoe dit gebeurt. Je zei dat het 'via het secretariaat' gaat, maar ik hoor graag hoe precies.

ANTWOORD MINISTERIE:

Kort gezegd komt het er op neer dat de voorzitter van het OMT, de adviezen van het OMT toelicht. De kernleden van het BAO (vertegenwoordigers van de voorzitters veiligheidsregio, de VNG, de GGD/GHOR, de IGJ, en, als er werknemers aspecten zijn, het ministerie van SZW) en daarna de andere leden van het BAO (vertegenwoordigers van andere betrokken departementen, koepels van zorgorganisaties) kunnen dan vragen stellen en opmerkingen maken/adviezen geven. De bedoeling is daarmee de bestuurlijke wenselijkheid en haalbaarheid van de door het OMT geadviseerde maatregelen te beoordelen. De voorzitter van het BAO (de DG Volksgezondheid) vat dan het advies van het BAO samen, en dit advies wordt opgenomen in een brief aan de Kamer, die over het algemeen snel na het BAO uitgaat.

VRAAG NIEUWSUUR:

Werd de DGV, of een andere ambtenaar van VWS, op 14 april mondeling op de hoogte gebracht/gebrieft over wat er was besproken in de OMT-vergadering? Door wie?

ANTWOORD MINISTERIE:

De briefing van het BAO door de voorzitter van het OMT was mondeling. Tijdens het BOA kunnen vragen gesteld worden over het OMT advies, daarbij kan de voorzitter van het OMT aangeven wat en hoe daarover in het OMT is gesproken, om één en ander te verhelderen.

VRAAG NIEUWSUUR:

Had de DGV, of een andere ambtenaar van VWS, op 14 april de concept-notulen en/of het concept-verslag van de OMT-bijeenkomst (anders dus dan het concept-advies) van die dag ontvangen?

Aan de telefoon beantwoordde je vraag 4 al met 'nee', maar mocht het antwoord toch 'ja' zijn: is het gebruikelijk dat VWS inzage heeft in de (concept)-beraadslagingen van het OMT?

ANTWOORD MINISTERIE:

Nee, VWS krijgt geen (concept)notulen/verslagen van OMT bijeenkomsten. De beraadslagingen in het OMT zijn vertrouwelijk. In het OMT moet door deskundigen vrijelijk vanuit inhoudelijk perspectief gediscussieerd kunnen worden.

VRAAG NIEUWSUUR:

Je stuurt extra wobstukken door die niet gaan over het OMT-advies, maar over een aanpassing van RIVM-richtlijnen. Op het moment dat het RIVM aan VWS een mail stuurt met 'Prima, voegen we toe, was ook de mening van OMT' had het ministerie al verzocht om het OMT-advies aan te passen. Die aanpassing was toen wellicht dus al doorgevoerd in het OMT-advies. Er zit immers enige tijd tussen. Het RIVM-secretariaat zou dan in theorie een tweede verzoek tot aanpassing van de richtlijnen hebben ontvangen, het OMT-advies teruglezen, en die toegevoegde zin zien staan, en kunnen denken: 'Oh, die zin staat inderdaad in het OMT-advies, het is dus de mening van het OMT, dan kunnen we onze richtlijnen daarop ook aanpassen'. Hoe weten jullie zeker dat dit niet op deze manier is gegaan?

ANTWOORD MINISTERIE:

We hebben die passage meegestuurd omdat hierin cf. de eerdere vraag een bevestiging stond dat de kwestie inderdaad zo was besproken in het OMT. Op dat moment was er nog geen definitief OMT-advies. Die avond heeft DGV dezelfde passage ook met betrekking tot het OMT-advies doorgestuurd. Gelet op de dringende behoefte aan heldere communicatie vanuit de sector en gehoord hebbend wat besproken was in het OMT, heeft VWS de suggestie gedaan louter en alleen ter verduidelijking.

VRAAG NIEUWSUUR:

Je schrijft: 'Over het algemeen krijgt de voorzitter van het BAO korte tijd om te reageren op onduidelijkheden of onvolkomenheden in de formulering van het OMT-advies.' Bij hoeveel adviezen heeft VWS verzocht om 'onduidelijkheden en onvolkomenheden' in formuleringen van concept-OMT-adviezen te wijzigen?

ANTWOORD MINISTERIE:

Het secretariaat van het BAO stelt, namens de voorzitter van het BAO, vragen aan het secretariaat van het OMT over onduidelijkheden in de formulering van het concept advies, de afspraak is dat VWS alleen feitelijke vragen stelt als iets niet duidelijk is. We stellen bij het grootste deel van de adviezen wel een paar vragen.

7 februari 2022

VRAAG NIEUWSUUR:

U zegt dat u slechts 'verduidelijkingen' heeft gedaan inzake de concept-OMT-adviezen, maar deze 'verduidelijkingen' zijn in verschillende wobdocumenten waarbij uw ministerie betrokken was zwartgelakt. Daarbij gebruikt uw ministerie o.a. de weigeringsgrond 'persoonlijke beleidsopvattingen'. Waarom lakt u deze passages op basis van deze weigeringsgrond zwart, als het slechts om 'verduidelijkingen' zou gaan die niet inhoudelijk van aard zijn?

ANTWOORD MINISTERIE:

Naar aanleiding van een concept advies van het OMT kan tussen medewerkers van het ministerie van VWS en met medewerkers van het RIVM worden gecorrespondeerd. Bij de beoordeling van dit soort e-mails kan informatie worden weggehaald op grond van de uitzonderingsgronden van artikel 10 en 11 van de Wob, zoals artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob (onevenredige benadeling) of artikel 11, eerste lid, van de Wob (concept teksten).

VRAAG NIEUWSUUR:

U stelt slechts 'verduidelijkingen' te hebben gedaan inzake de concept-OMT-adviezen, maar uit ons onderzoek blijkt dat het om inhoudelijke toevoegingen gaat. Bijvoorbeeld een expliciete zin die het preventief gebruik van chirurgische mondmaskers in de ouderenzorg afraadde. U stelt dat dit ook 'de mening' van het OMT was, maar uit ons onderzoek blijkt dat het OMT nog bezig was met een uitwerking van een plan waarbij preventief gebruik ruimhartiger kon worden toegepast, en dat uw ministerie dit plan heeft weggehouden van de Tweede Kamer. De betreffende 'verduidelijking' die uw ministerie voorstelde heeft een grote impact gehad op verschillende instellingen en medewerkers in de ouderenzorg, en blijkt niet uit de OMT-beraadslagen. Wat wel duidelijk wordt is dat de door uw ambtenaar opgestelde zin door het RIVM achteraf is toegevoegd aan de vertrouwelijke OMT-notulen, zodat het inmiddels líjkt alsof het OMT dit zelf besproken heeft. Dat is echter onjuist, en wij kunnen dat aantonen. Wat is uw reactie hierop?

ANTWOORD MINISTERIE:

De OMT-notulen zijn, zoals u zegt, vertrouwelijk, en dus ook het ministerie niet bekend. Wij kunnen hier dus niet over oordelen.

VRAAG NIEUWSUUR:

Uit ons onderzoek blijkt dat u nog meer inhoudelijke suggesties heeft gedaan die door het RIVM zijn overgenomen, bijvoorbeeld over het dragen van mondmaskers door chauffeurs in het vervoer bij dagbesteding, in het advies van 25 mei 2020. Waarom heeft u ervoor gekozen het RIVM te vragen de door u gewenste inhoudelijke aanpassingen in het 'onafhankelijke' OMT-advies op te nemen, in plaats van deze punten weer te geven in het daartoe geeigende kanaal: uw eigen politieke begeleidende brief aan de Tweede Kamer?

ANTWOORD MINISTERIE:

Er is geen sprake van inhoudelijke suggesties die gedaan worden. Het OMT opereert onafhankelijk en de adviezen zijn daarmee ook onafhankelijk. De suggestie die u wekt dat dit anders zou zijn door het woord 'onafhankelijk' tussen aanhalingstekens te plaatsen herkennen wij niet. Wel is verduidelijking mogelijk als die aansluit bij de gevoerde bespreking in het OMT, zoals ook in eerdere beantwoording aan u is toegelicht. Na elk OMT volgt een briefing in het zogenoemde Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO). Niet altijd is dan al een schriftelijk advies beschikbaar. Door de leden van het BAO en ook vanuit de voorzitter van het BAO, de DG Volksgezondheid, kunnen aan de voorzitter van het OMT verhelderende vragen gesteld worden over het advies. Dit loopt doorgaans via het secretariaat van het BAO en het secretariaat van het OMT. Over het algemeen krijgt de voorzitter van het BAO korte tijd om te reageren op onduidelijkheden of onvolkomenheden in de formulering van het OMT-advies. Alleen het OMT-secretariaat schrijft aan het OMT-advies op basis van de OMT-beraadslagingen.

VRAAG NIEUWSUUR:

Uit de wobstukken blijkt dat uw ambtenaren willekeurig hebben gelakt. Er komen dubbele documenten in de batches voor waarbij de ene keer een bepaalde 'verduidelijking' bij een OMT-concept-advies wél, en de andere keer juist niet is gelakt. Hoe verklaart u dit? Wat zegt dit over de zorgvuldigheid van uw uitvoering van de Wob?

ANTWOORD MINISTERIE:

Bij de aangepaste werkwijze bij corona Wob-verzoeken beoordeelt het ministerie van VWS vanwege het belang van transparantie en snelheid met vele medewerkers gelijktijdig grote aantallen documenten.

Bij de beoordeling van een batch documenten worden dubbele documenten of e-mails er zo veel mogelijk uitgehaald. Daarnaast wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het toepassen van de uitzonderingsgronden van artikel 10 en 11 van de Wob en de jurisprudentie. Zoals aangegeven in de diverse deelbesluiten van eind november 2021 is het ministerie u erkentelijk wanneer u het in kennis stelt van onvolkomenheden in de verstrekte documenten, onverminderd juridische procedures die openstaan tegen een Wob-besluit.

VRAAG NIEUWSUUR:

Waarom verstrekt u de OMT-conceptadviezen niet via de wob? Kunt u ons alsnog de OMT-concept-adviezen over de periode februari t/m mei verstrekken?

ANTWOORD MINISTERIE:

Het ministerie van VWS maakt concept adviezen van het OMT niet openbaar. Zoals ook vermeld in het deelbesluit over 'Overleg VWS mei' van 26 november 2021, op pagina 6, geldt in het algemeen dat concept documenten niet openbaar worden gemaakt op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Dit om te voorkomen dat meerdere versies van één document openbaar worden gemaakt. Het definitieve OMT-advies is uiteraard wel openbaar.

VRAAG NIEUWSUUR:

Het RIVM blijkt tekstuele suggesties van uw ambtenaren niet alleen in de OMT-concept-adviezen te hebben overgenomen, maar ook de vertrouwelijke OMT-notulen achteraf te hebben aangepast en voorzien van enkele van uw suggesties/toevoegingen. Dat betekent dat het RIVM zinnen en zinsnedes die zijn opgesteld door uw ambtenaren achteraf heeft toegevoegd aan de vertrouwelijke OMT-notulen van vertrouwelijke vergaderingen waarbij de betreffende ambtenaren nooit aanwezig waren, en waarbij zij ook geen enkele rol dienen te vervullen, zoals u zelf eerder stelde. Het RIVM valt onder de verantwoordelijkheid van uw ministerie. Wat is hierop uw reactie? Hoe kwalificeert u deze gang van zaken?

ANTWOORD MINISTERIE:

De OMT-notulen zijn, zoals u zegt, vertrouwelijk, en dus ook het ministerie niet bekend. Wij kunnen hier dus geen oordeel over geven.

VRAAG NIEUWSUUR:

De Tweede Kamer vroeg in april en mei 2020 om de notitie van Buurman en Hertogh. Uw ministerie schreef de Kamer deze notitie niet te verstrekken omdat met de opstellers van de notitie besproken zou zijn dat dit stuk vertrouwelijk diende te blijven. Uit ons onderzoek blijkt dat dat niet klopt. Waarom heeft u dit tegen de Kamer gezegd?

ANTWOORD MINISTERIE:

In de kamerbrief van 6 mei 2020 is aangegeven dat de notitie van Hertogh en Buurman voor discussie in het OMT is ingebracht en derhalve valt onder de vertrouwelijkheid van het OMT. Ook is in de brief aangegeven dat de notitie onder aanname van vertrouwelijkheid in het OMT is ingebracht en dat het nooit de bedoeling is geweest van de opstellers dat dit concept-stuk buiten de kring van het OMT bekend gemaakt zou worden. In de brief aan de Kamer is dus niet - zoals u stelt - aangegeven dat met de opstellers van de notitie besproken zou zijn dat dit stuk vertrouwelijk diende te blijven. Aangegeven is dat de voorzitter en leden hier aan hechten en dit gaat niet specifiek over de opstellers van het stuk. Het besluit volgde daarmee zoals in de brief is aangegeven uit de afspraken over vertrouwelijkheid in het OMT.

Hieronder de reactie RIVM, op 3 februari:

"Het OMT advies wordt onder hoge tijdsdruk geschreven. Er zit vaak maar 48 tot 72 uur tussen de vergadering van het OMT en het definitieve advies aan VWS. In het voorjaar van 2020 was deze tijd vaak nog korter. Het is onmogelijk om in die tijdspanne ieder lid bij elke tekstwijziging in het concept te laten meekijken of daarmee in te laten stemmen. Concepten adviezen worden dan ook niet rondgestuurd naar de OMT leden.

Er is in het OMT voldoende ruimte voor reflectie op de uiteindelijke tekst van uitgebrachte adviezen. De OMT leden hebben meermaals hun vertrouwen uitgesproken in de staf die de redactie van het uiteindelijke advies doet. Wij kennen geen situatie waarin OMT-leden de secretaris of voorzitter hebben aangesproken op de uiteindelijke verwoording van (eerdere) adviezen met als argument dat daarbij een inhoudelijke verandering zou zijn aangebracht.

Na het OMT wordt in het bestuurlijk afstemmingsoverleg (BAO) een concept van het advies besproken, dat voor die bespreking is verstuurd aan VWS. Hierbij wordt besproken in hoeverre het advies begrijpelijk is en coherent in het kader van de adviesaanvraag.

Uit het overleg kunnen tekstsuggesties naar voren komen. De betrokken DG en de BAO-leden kunnen suggesties en verzoeken ter verheldering doen. Dit omdat de adviezen uitlegbaar moeten zijn en zonder onduidelijkheden vertaalbaar naar de praktijk. Het is aan het secretariaat van het OMT als onafhankelijk orgaan om deze suggesties te waarderen en al dan niet of in gewijzigde vorm over te nemen. Het gaat daarbij om tekstuele verduidelijkingen en niet om inhoudelijke koerswijzigingen.

Verder doen wij geen mededelingen over de inhoud en de totstandkoming van vertrouwelijke stukken. Er zijn geen vertrouwelijke notulen aan de NCTV gestuurd.

Wij houden geen statistieken bij van de wijzigingen die in verschillende conceptversies van OMT adviezen worden gemaakt. Getracht wordt in zo kort mogelijke tijd een optimaal advies te realiseren. De regel is dat de definitief verstuurde en daarna geopenbaarde versie leidend is."

Advertentie via Ster.nl