Dit weekend komt de nieuwe roman van schrijver A.F.Th. van der Heijden uit. Om die reden spreekt Nieuwsuur uitgebreid met hem.
Het had niet veel gescheeld of de nieuwe roman Stemvorken van Adri van der Heijden was er niet gekomen. In de aanloop naar het schrijven ervan belandde de schrijver in het ziekenhuis met een verwaarloosde blindedarmontsteking. Hij zweefde tussen leven en dood en had "een visioen dat hij Tonio achternaging", zijn zoon die bijna 11 jaar geleden overleed aan de gevolgen van een verkeersongeluk. Artsen die hem na de operatie met een krant in bed aantroffen vertelden hem dat hij zijn eigen overlijdensbericht aan het lezen was.
Stemvorken is een wat lengte betreft - bijna 900 pagina's - doorsnee A.F.Th, met een prikkelend thema: de verpletterende liefde van twee heteroseksuele vrouwen die hun man inruilen voor elkaar.
Een schrijver op leeftijd die een fel-erotische roman schrijft over een vurige vrouwenliefde; is dat in deze tijd van identiteitsbewustzijn niet vragen om problemen? Adri van der Heijden, die later dit jaar 70 wordt, is zich bewust van wat er op het spel staat.
"Ik zou bijna wensen dat ik te maken krijg met de identiteitspolitie", zegt hij op de werkkamer van zijn huis in Amsterdam. "Dan kan ik weerwoord geven. Literatuur is voor mij nog altijd het rijk van de vrijheid. En daar moet alles in kunnen."
En dus ook in Stemvorken. Een verkenning van en een lofzang op, zoals Van der Heijden zegt, "het landschap van een vrouwenlichaam." "Wat je merkt is dat de identiteitspolitie of de diversiteitspolitie in het geweer komen als je je op andermans terrein waagt. Dat vind ik een schande. Dat bestrijd ik op mijn manier. Door een boek te schrijven waarin ik mij uitspreek over de vrouw."
Alsof we een generale repetitie hielden voor als het grote drama ons zou overkomen.
Nee, hij vreest de spreekwoordelijke klop op de deur niet. Integendeel: "Misschien staat er op een dag als de bel gaat niet iemand met complimenten voor de deur, maar de identiteitspolitie die zegt: ho, wacht even. Dit noemen wij geslachtelijke toe-eigening. Fout."
En dan? Van der Heijden zoekt die confrontatie niet op, maar hij gaat haar ook niet uit de weg. Schrijven, zegt hij, "is niet mijn tweede maar mijn eerste natuur. Wat ik ontdekt heb, al schrijvende, is dat deze roman gaat over twee vrouwen voor wie de liefde geen einde kent. Hun liefde neemt alleen maar toe. Tot in het wanhopige."
Tonio
Nu we het er toch over hebben: zijn eigen leven valt steeds meer samen met de grote romancycli waaraan hij nu al een kleine halve eeuw werkt. Van der Heijden komt zijn huis al ruim tien jaar niet of nauwelijks meer uit. Hij schrijft, met maniakale energie en bovenmenselijke discipline. En hij publiceert, in een moordend tempo. Dat was altijd al zo, maar de dood van zijn zoon Tonio heeft dat proces versterkt.
Van der Heijden over zijn sociale leven: "Dat is erbij ingeschoten toen Tonio ons (hij is getrouwd met de schrijfster Mirjam Rotenstreich, red.) ontviel. Het vreemde is dat Mirjam en ik al een jaar voor Tonio's dood (23 mei 2010, red.) hadden besloten wat gedisciplineerder te gaan leven. Wat minder buiten te gaan spelen. Dat was ik al gaan indammen. Alsof we een generale repetitie hielden voor als het grote drama ons zou overkomen."
Van der Heijden: "Ik kan niet zeggen dat ik 24 uur per dag werk. Dat zou zelfmoord zijn. Maar toch wel elke dag. In de loop van de ochtend begin ik. En dan schrijven tot ik een verzadigingspunt bereikt heb, aan het einde van de dag." De dood van Tonio heeft zijn werk naar een ander niveau getild: "Mijn geest heeft zich aangescherpt. Een aangescherpt bewustzijn gecreëerd. En dat is een goed instrument om mee te schrijven."
Nauwelijks buiten
Zijn geest mag dan in een permanente staat van hoogspanning verkeren en overuren maken, zijn lichaam betaalt daarvoor de prijs. Noem het de tol van een schrijvend bestaan. Buiten komt hij niet of nauwelijks. Als hij een keer de deur uitgaat en vijftig meter loopt is hij doodop, moet hij in een portiek uitrusten. Hij lijdt aan rugpijn, bijproduct van een zittend leven. "Ja, ik zal het voor een groot deel wel aan mijzelf te wijten hebben. Een zittend leven. Zitten is het nieuwe roken, hoor je wel."
Een ander zoekt compensatie in fitness, even het lijf afbeulen. Maar dat is niet aan hem besteed: "Het is blijkbaar een grotere kwaliteit om aan lichaamscultuur te doen dan om je geest te voeden. Straks gaan ze ons nog verwijten dat we doodgaan. Dat zit ook in elk bericht dat je beter worteltjes kunt knagen dan een goed glas wijn drinken. En toch: de dood gaapt aan het eind."