Milena Holdert en Renee van Hest
Milena Holdert en Renee van Hest
Enkele belangrijke RIVM-coronarichtlijnen voor medewerkers in de ouderenzorg hebben een magere wetenschappelijke onderbouwing. Dat blijkt uit onderzoek van Nieuwsuur, dat een aantal gehanteerde regels toetste aan voorgaande richtlijnen en bij deskundigen.
Het gaat om de onderbouwing van de richtlijn over het gebruik van mondmaskers. Veel medewerkers in de ouderenzorg wilden die mondmaskers dragen om te voorkomen dat zij ouderen zouden besmetten.
Maar de RIVM-richtlijnen raadden het gebruik van mondmaskers en andere beschermende materialen voor bepaalde situaties juist af. Personeel zou volgens die richtlijnen voor korte tijd onbeschermd binnen anderhalve meter van een coronapatiënt kunnen werken. Ook zou een mondmasker schijnveiligheid bieden.
Nieuwsuur deed de afgelopen maanden onderzoek naar de coronacrisis in de ouderenzorg. Hoe kon het zo misgaan? Waar waren de RIVM-coronarichtlijnen nu precies op gebaseerd? En wat zijn de lessen voor de toekomst? De antwoorden vind je in deze video:
Samen met branchevereniging ActiZ stelde het RIVM dat mondmaskers potentieel "gevaarlijk" konden zijn, omdat het veronachtzaming van andere hygiënemaatregelen zou veroorzaken. Verkeerd gebruik van de maskers, door er bijvoorbeeld aan te "friemelen", kon het besmettingsrisico juist vergroten. Maar daar blijkt geen concreet wetenschappelijke onderzoek over te bestaan. Volgens het RIVM zou er wel "internationale consensus" over zijn.
Van Dissel baseerde zich op eigen ervaringen
Jaap van Dissel van het RIVM wees in april in de Tweede Kamer op het risico van "schijnveiligheid", maar baseerde zich daarbij op zijn "persoonlijke ervaring" met het langdurig dragen van mondmaskers en zijn "observaties in de dagelijkse praktijk".
Het RIVM kan desgevraagd ook geen onderzoek noemen waaruit blijkt dat het veilig is om zonder mondmasker korte tijd dicht bij een hoestende coronapatiënt te komen. Voor het argument dat bij anderhalve meter afstand geen mondmasker nodig is, verwijst het instituut naar "algemene principes uit de infectieziektebestrijding".
De recente coronarichtlijnen wijken af van eerdere Nederlandse richtlijnen over infectiepreventie in de verpleeg- en thuiszorg. Christina Vandenbroucke-Grauls, die jarenlang de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) leidde die deze richtlijnen opstelde, zegt tegen Nieuwsuur dat zij het advies om bij "enkele minuten" geen mondmasker te dragen in de nabijheid van een coronapatiënt, niet herkent. Ook landen als België en Duitsland hanteren de uitzonderingen die Nederland maakte niet.
De schaarste was bepalend
Zorgkoepels vroegen afgelopen tijd regelmatig naar wetenschappelijke onderbouwing, maar kregen geen bevredigend antwoord. Zij vermoeden dat de richtlijnen zo zijn opgesteld omdat er schaarste was aan beschermingsmiddelen.
Eerdere uitlatingen van het kabinet leken daar ook op te wijzen. Zo zei minister Hugo de Jonge in maart nog dat er "gegeven de krapte" door het RIVM een "vrij stringente richtlijn" was gemaakt. Het kabinet wees er ook meermaals op dat het vanwege de schaarste vooral niet de bedoeling was om mondmaskers te gebruiken in situaties waarin ze volgens het RIVM niet nodig waren.
Uit interne stukken, die Nieuwsuur inzag, blijkt ook dat schaarste bepalend was bij de verdeling van mondmaskers in de zorg. De woorden "schaarste" en "tekort" stonden vermeld in de eerste versies van de richtlijnen. In april werden deze termen geschrapt.
Het ministerie ontkent dat de richtlijnen op schaarste gebaseerd zijn geweest. Ze zouden over veiligheid gaan en stoelen op wetenschappelijke kennis. Het RIVM zegt dat "de uitgangspunten zijn opgesteld om op een verantwoorde wijze noodzakelijke zorg te verlenen, rekeninghoudend met de beperkte beschikbaarheid van beschermingsmiddelen". Het instituut benadrukt dat als er geen sprake is van vluchtig contact bij een patiënt met corona-verdenking, en er geen anderhalve meter afstand kan worden gehouden, er wél volledige bescherming moet worden gebruikt.