Van RIOD naar NIOD

Drie keer bijna opgeheven, maar 75 jaar na WOII onderzoekt NIOD nog steeds

  • Menno de Galan

    redacteur

  • Menno de Galan

    redacteur

Het is een wonder dat het nog bestaat: het NIOD. Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie werd 75 jaar geleden opgericht, enkele dagen na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Drie keer werd het bedreigd met opheffing - die ook drie keer werd voorkomen. Hoe? Door een spreekwoordelijke vlucht naar voren: uitbreiding van het takenpakket.

Onderzoek naar en kennisverspreiding over de Tweede Wereldoorlog behoren nog altijd tot de kernfuncties van het NIOD. Historicus Jaap Cohen, die een boek schreef over het instituut, is duidelijk: wie iets over de oorlog wil weten kan er terecht. De afdeling documentatie en de bibliotheek zijn indrukwekkend in hun veelzijdigheid en toegankelijkheid.

Cohen: "Als je alleen al kijkt naar de studiezaal, die zit elke dag helemaal vol. Als je iets over de Tweede Wereldoorlog wilt weten dan ga je naar het NIOD. Dat is de eerste stap. Daar is ontzettend veel expertise. Die publieke functie is van groot belang."

Loe de Jong, voormalig directeur van het RIOD

Maar met alleen de bestudering van de Tweede Wereldoorlog was het instituut waarschijnlijk toch verpieterd of, erger, van het toneel verdwenen. De eerste directeur, de roemruchte historicus Loe de Jong, was daar al duidelijk over. Zodra zijn levenswerk erop zat (het schrijven van hét standaardwerk over Nederland in de Tweede Wereldoorlog) moest het instituut, dat destijds nog RIOD heette, de poort maar sluiten.

Loe de Jong wás het instituut, volgens historicus Cohen. "Zijn invloed was gigantisch. Hij legde een enorme werkkracht aan de dag. Hij schreef elke dag 1500 tot 2000 woorden."

Maatschappelijke plicht

Dat het RIOD niet werd opgeheven toen De Jong vertrok, is wellicht te danken aan een van zijn opvolgers, de historicus J.C.H ('Hans') Blom. Nog voor hij in 1996 goed en wel als directeur was begonnen moest hij al een beslissing nemen met verstrekkende gevolgen voor het instituut: accepteren of afwijzen van een regeringsverzoek tot bestudering van de val van Srebrenica een jaar eerder en de massamoord op duizenden moslims die volgde op die val.

Blom accepteerde het verzoek. "Wij, medewerkers van het instituut, vonden dat we de plicht hadden om dat te doen. Omdat die vraag daar nu eenmaal lag. Ik vond het een morele of, anders gezegd, een maatschappelijke plicht."

Voormalig directeur van het NIOD Hans Blom

Voor het instituut betekende het een cultuurbreuk. Voor het eerst stond niet Nederland in de Tweede Wereldoorlog maar een recent conflict in het buitenland centraal. "Ik vond het wel moeilijk maar ik heb geen moment gedacht dat ik het moest opgeven", zegt Blom nu. "Ik heb wel eens gevreesd dat we het niet zouden redden."

Die vrees werd niet bewaarheid. Het rapport over Srebrenica kwám er, na ruim vijf jaar zwoegen. Het was, na de vele delen van De Jong, opnieuw een lijvig werk van, in dit geval, ruim 3000 bladzijden.

Veel kritiek

Maar na de verschijning barstte de kritiek los. Het rapport zou het optreden van Dutchbat sparen en over het algemeen niet kritisch genoeg zijn. Blom legt die kritiek naast zich neer. Het was volgens hem "een zeer goed rapport" dat de tand des tijds heeft doorstaan. "Er is niet een ander, beter of groter onderzoek naar Srebrenica gekomen. Een totaal nieuwe visie is mij niet bekend."

Inmiddels heeft het instituut zich onder de huidige directeur Frank van Vree gestort op de bestudering van een derde zwarte bladzijde uit de vaderlandse geschiedenis: de dekolonisatie van Nederlands-Indië na de Tweede Wereldoorlog. Een onderzoek dat in het tweede deel van volgend jaar moet zijn afgerond.

Over de manier waarop dat onderzoek zal worden ontvangen maakt Van Vree zich geen enkele illusie. "Er staat nog geen letter op papier maar de oordelen liggen al wel klaar. Slapeloze nachten heb ik er niet van, maar ik weet vrijwel zeker dat er veel kritiek zal komen."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl