Meer statistiek en nepnieuwsles: hier testen ze het nieuwe curriculum alvast

Wat moeten leerlingen kennen en kunnen aan het einde van hun schooltijd? Daarover hebben 150 leraren en schoolleiders een jaar lang gediscussieerd. Morgen wordt het nieuwe curriculum, dat leerlingen moet voorbereiden op de toekomst, gepresenteerd aan minister Arie Slob van Onderwijs.

De verplichte leerstof is al twaalf jaar oud en zowel de politiek als leraren erkennen dat de inhoud van een aantal vakken behoorlijk verouderd is en meer gericht moet zijn op toekomstige vaardigheden. Daarom wordt er in het nieuwe curriculum bijvoorbeeld gefocust op 'digitale geletterdheid': hoe ga je om met digitale bronnen?

Ook de leerlingen zelf zien graag dat wat ze leren meer past bij de tijd waarin ze leven, zegt Pieter Lossie van het LAKS. "Scholieren willen dat wat ze leren ook kunnen gebruiken in de praktijk, in hun dagelijks leven. Zo krijgt het onderwijs voor hen meer betekenis en dat kan ook de motivatie verhogen."

Vliegende pinguïns

Het nieuwe curriculum geldt voor de middelbare school, maar vooral ook voor de basisschool. Statistiek moet daar bijvoorbeeld een prominentere rol gaan spelen in de rekenles. Op de Christiaan Huygensschool in Dronten experimenteren ze daar al een tijdje mee mee. De leerlingen maken bijvoorbeeld opdrachten aan de hand van percentages en grafieken.

Ook burgerschap is een punt in het nieuwe curriculum. "Dat draait om leren hoe je in de maatschappij met elkaar omgaat", zegt lerares Elleke Snippe. "We hebben bijvoorbeeld een thema macht, recht en samenleving. Daar ligt de nadruk op: hoe ga je met elkaar om, wat zijn de regels binnen Nederland en binnen het klaslokaal."

Ook met digitale geletterdheid zijn ze in Dronten al een tijdje bezig. Snippe probeert de kinderen te leren hoe ze zich kunnen wapenen tegen nepnieuws. "We stimuleren leerlingen om kritisch te kijken naar wat ze op het internet tegenkomen. Kan ik dit voor waar aannemen?"

Ze leert de kinderen bijvoorbeeld om meerdere bronnen te bekijken. "Dan kun je zien of iets klopt. Ik had hier bijvoorbeeld een filmpje laten zien met vliegende pinguïns. Sommige kinderen namen dat voor waar aan. Ik probeer ze mee te geven dat ze zoiets altijd extra moeten checken."

Kijk hier hoe de leerlingen van de Christiaan Huygensschool leren met de nieuwe lesstof:

De wensen voor een nieuw onderwijscurriculum

Schooldirecteur Sabine Robertson is positief over het nieuwe curriculum. "De maatschappij verandert, als basisschool moet je mee veranderen want kinderen moeten in die maatschappij kunnen functioneren. Kennisoverdracht blijft ontzettend belangrijk, maar hoe je met alle informatie omgaat die op je afkomt, is misschien nog wel belangrijker."

'Te weinig expertise bij ontwikkelaars'

Lang niet iedereen is voorstander van het nieuwe curriculum. Leraar en schrijver Ton van Haperen is kritisch. "Ik zie er niet zoveel in. In de eerste plaats, welk probleem zijn we aan het oplossen? Toen de staatssecretaris, toen nog Sander Dekker, ermee begon, had hij het over opleiden voor de banen van later. Dat is een beetje verdwenen."

"Het tweede punt is dat het curriculum wordt ontworpen door leraren. Het curriculum is voor heel Nederland, dat kun je niet overlaten aan een verzameling van 150 vakleraren. Ze hebben het overzicht, het verstand en de expertise niet. Je moet het laten doen door hoogleraren die overzicht hebben van wat er in hun vakgebieden te koop is, hoe dat in het buitenland onderwezen wordt."

Bovendien: "Wij kennen geen staatspedagogiek, we hebben vrijheid van onderwijs. Dus moet je dat niet vastleggen in een curriculum. Persoonsvorming en burgerschap horen daar niet thuis."

Eerder liet de curriculum-commissie al weten dat leraren de vrijheid houden om zelf te bepalen hoe ze exact het voorgestelde nieuwe lesmateriaal aan hun leerlingen leren. Lerares Chantal Alkemade: "Wij beschrijven wat er geleerd moet worden, de scholen bedenken hoe ze dat doen."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl