Steunprogramma Syrië opnieuw onderwerp in terreurzaak

  • Milena Holdert en Ghassan Dahhan

  • Milena Holdert en Ghassan Dahhan

Nog steeds is onduidelijk welke specifieke Syrische strijdgroepen door Nederland gesteund werden. Ondanks vragen van het Openbaar Ministerie (OM) blijft het ministerie van Buitenlandse Zaken zeer terughoudend met informatie. Justitie, maar ook advocaten, willen die informatie om verschillende redenen graag hebben.

Zo kan het relevant zijn in de vervolging van voormalige Syriëgangers. Sommige groepen waartoe de verdachten behoorden, werden (indirect) gesteund door Nederland in het kader van het zogeheten NLA-programma, dat liep van 2015 tot 2018.

Advocaten zien daarin een tegenstrijdigheid die ontlastend is voor hun cliënten. Justitie daarentegen wil een beter oordeel kunnen vellen over de verdachten en de groeperingen waartoe ze behoorden. Nieuwsuur en Trouw onthulden eerder dat er groepen bijzaten die zich schuldig maakten aan ernstige mensenrechtenschendingen en samenwerkten met extremisten.

Teruggekeerde Syriëgangers

Buitenlandse Zaken beschikt over veel informatie over Syrische strijders en rebellengroepen. Het verzamelen van dit soort informatie was zelfs een van de doelen van het Nederlandse steunprogramma, zo blijkt uit een interne memo dat in handen is van Nieuwsuur en Trouw. In het memo worden de Syrische contacten die Buitenlandse Zaken tijdens het steunprogramma legde van 'onschatbare waarde' voor de Nederlandse 'intelpositie' (inlichtingenpositie) genoemd.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil deze informatie niet openbaar maken, omdat het een staatsgeheim programma betreft. Maar de druk om openheid te geven neemt toe nu het steunprogramma steeds vaker een rol begint te spelen in strafzaken tegen teruggekeerde Syriëgangers.

Zoals vorige week, bij de zaak in hoger beroep tegen terreurverdachte Driss M.. Het OM vervolgt hem voor betrokkenheid bij terrorisme omdat hij zich in 2015 aansloot bij de volgens het OM terroristische strijdgroep Levant Front. Buitenlandse Zaken ziet het Levant Front juist als een gematigde groepering. Het ministerie ondersteunde het Levant Front in ieder geval vanaf 2017, zo bleek uit eerder onderzoek van Nieuwsuur en Trouw. De groepering ontving onder andere pick up-trucks en militaire uniformen.

Advocaat Yasar Özdemir die terreurverdachte Driss M. bijstaat, eist toegang tot alle beschikbare overheidsinformatie over het Levant Front en de connecties tussen Buitenlandse Zaken en de groepering. Mogelijk leidt dat tot ontlastend bewijs tegen zijn cliënt. Blijft de informatie geheim, dan is er sprake van een oneerlijk proces en moet zijn cliënt worden vrijgesproken, vindt Özdemir.

Ook het OM wilde in het kader van deze terreurzaak informatie van Buitenlandse Zaken over het Levant Front. Het OM vroeg daarbij naar informatie over Abu Ali Sejju, de commandant van de groep onder wie Driss M. diende. Dat blijkt uit interne e-mails die zijn ingezien door Nieuwsuur en Trouw. Buitenlandse Zaken liet Justitie weten geen informatie te verzamelen met als doel groeperingen als terroristisch te kwalificeren. Over Abu Ali Sejju zegt het ministerie niets.

Toch staat vast dat er op het departement informatie over het Levant Front en haar leider beschikbaar is. Zo was Abu Ali Sejju in 2017, toen de Nederlandse steun aan het Levant startte, de contactpersoon van het Nederlandse Syriëteam van Buitenlandse Zaken. De vraag is of deze informatie relevant kan zijn voor de strafzaak tegen Driss M., die over het jaar 2015 gaat.

Ons onderzoek tot nu toe

'Shoppen met kwalificaties'

In een eerdere terreurzaak besloot minister Blok wél informatie te delen met het OM. In die zaak werden twee Syriëgangers vervolgd omdat zij hadden deelgenomen aan de groepering Ahrar al-Sham. Het OM vroeg Buitenlandse Zaken of deze groepering inderdaad steun ontving. Blok besloot toen om de classificatie 'staatsgeheim' op te heffen. Hij liet Justitie weten dat Ahrar al-Sham geen steun had ontvangen van Nederland. Waarom in dit geval soepeler met het stempel staatsgeheim werd omgegaan dan in andere gevallen, is onduidelijk. Het ministerie wil niet inhoudelijk op de verschillende zaken ingaan.

Advocaat en hoogleraar Internationaal Recht Geert-Jan Knoops stelt dat het erop lijkt dat minister Blok 'aan het shoppen is met kwalificaties'. 'In het geval van Ahrar al-Sham vertelt de minister wel hoe het zit, dat komt de regering kennelijk goed uit. Maar bij het Levant Front wordt er kennelijk radiostilte betracht.'

Knoops vindt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken nu 'complete openheid van zaken' moet geven. "Zo lang dat NLA-programma niet onthuld wordt en de rol van de eigen overheid niet inzichtelijk is gemaakt, is de strafrechter niet goed geïnformeerd. Het is wel degelijk relevante informatie."

In de Tweede Kamer leven er nog steeds vragen over de steun aan de verschillende groepen en het gebruik van de staatsgeheime classificaties.

Steun aan Syrische strijdgroepen: OM versus Buitenlandse Zaken

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl