Nieuwsuur en Trouw spraken voor het onderzoek naar de steun aan Syrische rebellengroepen meer dan honderd individuen, variërend van rebellenleiders en -commandanten tot Nederlandse en buitenlandse betrokkenen bij het steunprogramma.
Interviews met mensen in Syrië en Turkije zijn afgenomen via Skype of via whatsapp-video, de identiteiten van de geïnterviewden zijn geverifieerd, onder meer via eerdere video's en beelden en uitingen op sociale media. De verklaringen van de rebellenleiders over de verschafte hulp door Nederland zijn vergeleken met de verklaringen van andere betrokkenen, in de artikelen staan voorbeelden die door meerdere bronnen zijn bevestigd. Trouw en Nieuwsuur hebben ook overdrachtsbewijzen en bestelformulieren van hulpgoederen ingezien. Die zijn door rebellenleiders en andere betrokkenen verstrekt.
In Nederland zijn meerdere verantwoordelijken voor het NLA-programma benaderd, slechts een aantal ging in op de uitnodiging. Onder hen bijvoorbeeld oud-Syriëgezant Nikolaos van Dam en officier van justitie Ferry van Veghel. Enkele bevindingen uit het onderzoek zijn voorgelegd aan Kamerleden met veel kennis van de materie.
Nieuwsuur en Trouw hebben ook geprobeerd via Wob-verzoeken documenten te krijgen, bijvoorbeeld om te kunnen achterhalen welke groeperingen Nederland als 'gematigd' beschouwde. Geen enkele van de acht Wob-verzoeken is gehonoreerd, of binnen de wettelijke termijn beantwoord. Ook werd gedurende het onderzoek het NLA-programma opeens tot staatsgeheim verklaard door de regering.
In het algemeen waren de rebellenleiders openhartig, en vertelden zij uit zichzelf de namen en de werkwijze van het Nederlandse Syrië-team. Zij gaven ook details die zij onmogelijk uit openbare bronnen konden hebben verkregen. Wat meehielp was dat de Nederlandse hulp was gestopt op het moment dat het onderzoek naar het NLA-programma begon. Daardoor hadden de rebellenleiders niet langer reden om te zwijgen.