Varkenshouder Jos Tonnaer telt zijn knopen. Hij weet niet goed wat hij moet doen met zijn varkensbedrijf in het Brabantse Odiliapeel. Gaat hij door of gooit hij de handdoek in de ring? Iedere veehouder in Brabant staat momenteel voor zo'n keuze. Afgelopen juli nam de provincie een historisch besluit dat elke boer raakt.
Na een marathondebat dat tot diep in de nacht duurde, stemde de Provinciale Staten deze zomer in met strengere eisen. Alle stallen in Brabant moeten in 2022 - zes jaar eerder dan afgesproken - voldoen aan strengere eisen om stank en de uitstoot van fijnstof en ammoniak te beperken.
Te lang laten liggen
Dit is volgens Maarten Everling, Statenlid voor de SP in Noord-Brabant, ook hard nodig. "Naast stank en gezondheidseffecten voor burgers is de neerslag van stikstof vanuit de veehouderij een groot probleem voor het milieu. Op papier lijken boeren aardig op weg te zijn, maar bij metingen blijkt de neerslag boven de kritische grens te liggen. Dat moet nu worden aangepakt."
Hij noemt het een historisch besluit. "We hebben hier in Brabant een besluit als deze kunnen nemen, omdat het CDA voor het eerst niet in de coalitie zit. Zij hebben dit soort moeilijke maatregelen, want dat zijn het, veel te lang laten liggen."
Het besluit zorgt ervoor dat boeren veel eerder dan gepland tonnen moeten investeren in hun stallen om schadelijke emissies te beperken. En dat geld hebben de meeste boeren niet.
Door het verscherpte beleid zullen naar schatting 540 boeren worden gedwongen te stoppen en de kleine 300 veehouders die doorgaan zullen onder de armoedegrens van 23.000 euro terechtkomen. De pijn zit vooral bij jonge boeren, boeren met veel vreemd vermogen en de oudere veehouder.
Jos Tonnaer (59) hoort bij de laatste groep. "Ik dacht tot aan mijn pensioen te kunnen doorwerken in mijn huidige stallen. Nu de afspraak eenzijdig naar voren is gehaald, moet ik voor die laatste paar jaar nog 2,5 ton investeren. Dat verdien ik nooit meer terug."
Hij overweegt om de laatste jaren voor zijn pensioen iets anders te gaan doen. "Misschien dat ik vrachtwagenchauffeur word of op een taxi ga rijden." Maar dan wil hij wel op een goede manier van zijn stallen af en niet met een enorme restschuld blijven zitten. En dat is nog uiterst onzeker.
Koude sanering van de sector
Om boeren te helpen met stoppen of te helpen met investeren wil de provincie een pot van 75 miljoen euro beschikbaar stellen. De provincie hoopte dat ook banken, slachterijen en voerbedrijven daaraan gaan bijdragen. Maar die laten Nieuwsuur weten daar niets voor te voelen.
Het Brabantse veevoerbedrijf van Huub Fransen wil niet meebetalen. "Ik vind dit neerkomen op een koude sanering van de sector, daar ga ik als bedrijf niet aan meebetalen", zegt Fransen.
Jos Tonnaer en andere oudere boeren hopen op een goede stoppersregeling, maar het is nog onduidelijk of die er komt en hoeveel geld daar voor beschikbaar is.
Ondertussen gaan boeren ook het gevecht met de provincie aan. Meerdere boerenorganisaties zijn juridische procedures gestart tegen het besluit. Varkenshouder Karel van Deursen doet mee met de rechtszaak die de ZLTO heeft aangespannen tegen de provincie. Dat kort geding zal over enkele weken plaatsvinden.
"Wij gaan het met collega-varkenshouders aanvechten bij de rechter, vanwege de rechtsongelijkheid. Een paar kilometer verderop zijn er varkenshouders in Limburg die niets extra's hoeven te doen. En wij wel. Volgens ons is dit besluit juridisch niet in orde."