Nederlandse gemeenten voeren al een aantal jaren een 'uitsterf- en afbouwbeleid' als het om woonwagenkampen gaat. De woonwagenbewoners verzetten zich en komen op voor het behoud van hun cultuur.
Henk Kersten woonde met zijn moeder in een woonwagenkamp in Oss. Toen zij in 2014 overleed, viel er een paar dagen later een brief op de mat van de gemeente. Henk werd gecondoleerd en in de volgende alinea werd hem met klem verzocht - als gevolg van het gemeentelijk 'uitsterfbeleid' - de wagen van zijn moeder te ontruimen en van het woonwagenterrein te verwijderen.
Integreren
"Inmiddels zijn we een rechtszaak verder die ik heb gewonnen. Ze gaan in hoger beroep en daarmee zijn we weer drie jaar verder. Ik wilde hier in de wagen van mijn moeder blijven omdat ik een groot deel van mijn leven hier heb gewoond", zegt Henk.
"We moesten integreren. Maar dat ben ik allang. Ik heb een succesvolle tattooshop in het centrum van Oss. Het liefste willen ze ons gewoon weg hebben omdat we een doorn in het oog zijn. Niet te begrijpen dat dat in Nederland kan."
Veel gemeenten willen van de woonwagenkampen af vanwege criminaliteit, overlast en hoge kosten. Een mogelijke optie – door het ministerie van voorgesteld – is het uitsterfbeleid. Daarbij streeft de gemeente naar zo min mogelijk woonwagens.
Kampers worden uitgekocht en als er bewoners overlijden, mogen er geen nieuwe bewoners in hun woonwagen gaan wonen. Ook geven gemeenten geen nieuwe huurcontracten voor de grond uit of wijzigen ze het bestemmingsplan.
Erkende woonvorm
Woonwagenbewoners verzetten zich tegen dit beleid en zij krijgen ook gelijk van het College van de Rechten van de Mens, dat verschillende gemeenten heeft beschuldigd van discriminatie. De woonwagen is namelijk een erkende woonvorm en sinds 2014 zelfs cultureel erfgoed.
Ook de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad voor Europa steunt de woonwagenbewoners.
De relatie tussen woonwagenbewoners en de Nederlandse overheid is al langer slecht. Met wet- en regelgeving wil de overheid al honderd jaar greep krijgen op de duizenden woonwagenbewoners van wie de voorouders begin vorige eeuw van stad naar stad trokken met rijdende wagens.
De woonwagenwet van 1969 was een poging om de woonwagenbewoners te dwingen op vaste staanplaatsen te blijven in kleinere kampen. Vanaf dat moment kreeg iedere gemeente zijn eigen woonwagenlocaties met wagens die meer en meer op huizen gingen lijken.
Nederland telt naar schatting dertigduizend woonwagenbewoners, verspreid over 1.150 kampen in 370 gemeenten. De gemeenten zijn sinds 1999 (afschaffing van de Woonwagenwet) zelf verantwoordelijk voor hun beleid wat betreft de kampjes.
In de gemeente Tiel zijn ongeveer de helft van de negentig woonwagens inmiddels verdwenen.
Wethouder Laurens Verspuij (D66): "We hebben daar veel te weinig aandacht aan besteed in het verleden. Dat hebben we nu ingehaald. Toen we begonnen hebben we een nul-schouw gedaan. We hebben meer dan driehonderd overtredingen geconstateerd: aanbouw, milieu, bedrijfsactiviteiten. Die zijn allemaal verdwenen. We komen er nog geregeld als gemeente. Ik kan met opgeheven hoofd zeggen: het is veilig, het is geregeld en het is ook mooi."
"Ik heb echt moeite met dat woord discriminatie, als dat label er wordt opgeplakt. Het is belangrijk dat er een gerede kans is om in een woonwagen te wonen. We hebben een korte wachtlijst. We hebben nog relatief veel standplaatsen, dus dat element is gezeteld."
Kwetsbare groepen
Sjaak Khonraad, lector Integrale Veiligheid bij Avans Hogeschool is het daar niet mee eens. "Ik vind het een vorm van 'paard achter de wagen' spannen. Kwetsbare groepen worden het diepst geraakt. Er zijn goedwillende woonwagenbewoners. Op het moment dat je zegt iedere woonwagen minder is een vooruitgang, betekent het dat juist zij zich het meest geraakt voelen."