Bij wijze van zeer hoge uitzondering kregen Oost-Azie-correspondent Marieke de Vries en verslaggever Ellen Brans toestemming om in Noord-Korea te filmen. Steeds vergezeld door twee toezichthouders, dat wel, reisden ze maar liefst tien dagen lang door het land. Ze waren niet alleen in de hoofdstad Pyongyang, maar gingen ook naar de kuststad Wonsan en de nieuwe toeristische zone rond het Kumganggebergte.
"No interviews and no pictures of the militairy", zegt de man van het Koreaans Nationaal Vredes Comite, als we het splinternieuwe vliegveld van Pyongyang uit lopen. Hij en een collega van het comite, zullen de komende tien dagen niet van onze zijde wijken en voortdurend in de gaten houden wie, wat en hoe we filmen.
Inleveren
In het vliegtuig hadden collega Marieke de Vries en ik een formulier in moeten vullen met welke apparaten we allemaal mee hadden, en wat voor ‘publicaties’ er in onze koffers zaten. De bagage wordt op het vliegveld grondig nagekeken door een nors kijkende en niet-Engels sprekende ambtenaar. En terwijl de nieuwste thriller van Stieg Larsson wordt goed gekeurd, moet ik mijn reisgids over Noord-Korea direct inleveren.
Soldaten
Onderweg naar het hotel bedenken we dat er weinig over blijft om te filmen, als je geen interviews kan afnemen en geen militairen mag filmen. Overal op straat soldaten. Lopend, fietsend en in veelal kapotte auto’s. Er werd ook flink gebouwd in de stad, en alle bouwvakkers blijken militair. Maar liefst 25 procent van het bruto nationaal product gaat naar het leger, dus dat geef wel aan hoe belangrijk en aanwezig defensie in Noord-Korea is.
Wij hebben een omvangrijke militair apparaat, omdat we ons moeten verdedigen tegen de imperialistische agressors. We worden voortdurend bedreigd door de VS en Zuid-Korea.
Agressor
Ri Chong Il, onze begeleider, legt uit: "Wij hebben een omvangrijke militair apparaat, omdat we ons moeten verdedigen tegen de imperialistische agressors. We worden voortdurend bedreigd door de VS en Zuid-Korea. De stabiliteit van het Koreaans schiereiland is afhankelijk van onze militaire macht."
Attracties
In tien dagen worden we langs allerlei locaties en attracties geleid, die de Noordkoreanen ons graag willen laten zien. Pretparken, modelboerderijen en een schietbaan. Ondertussen zien we op straat hoe honderden mensen in witte overhemden dag in dag uit oefenen voor de grote parade van 10 oktober, wanneer het 70-jarig bestaan van de almachtige arbeiderspartij wordt gevierd. Onze talloze verzoeken om deze marcherende mensen te filmen, terwijl ze trainen, wordt keer op keer afgewezen. We wijken niet van ons programma af. "No no, that’s not possible, it is not pre-arranged."
Onze grote leider Kin Jong-il schonk ons het dolfinarium zodat het volk zich er kan vermaken.
Het beeld dat we van Pyongyang krijgen is niet dat van een grauwe sombere stad, dat veel mensen verwachten, als het gaat om Noord-Korea. In de afgelopen jaren zijn er kleine winkeltjes in de straten verschenen, mensen met mobieltjes en kleurrijke kleding, en bijvoorbeeld een enorm dolfinarium. "Our dear leader Kim Jong-il had ordered the contruction of the Dolpinarium to give pleasure to the people", roept het meisje dat ons er rond leidt trots. Vervolgens zien we een sprankelende show met dolfijnen en synchroonzwemsters, en een uitzinnig publiek.
Elite
Maar Pyongyang is niet Noord-Korea. Het is de stad van de elite. Hier mogen alleen de bevoorrechte mensen wonen. Hoe het leven van de mensen op het platteland eruit ziet, kunnen we niet met eigen ogen bekijken, al kennen we de verhalen over de armoede en de ellende in het binnenland. We gaan bij wijze van uitzondering wel drie dagen de stad uit, maar de bestemming is een toeristenzone en een ski-resort. Opnieuw locaties die onderdeel vormen van de propaganda. Als we onze begeleiders vragen naar de armoede, wordt die ontkend. Iedereen heeft gratis huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg, zeggen ze. "So we are born truely free." Dat in tegenstelling tot mensen in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, waar mensen aan hun lot zouden worden over gelaten.
Tranen
In de tien dagen dat we door Noord-Korea reizen, lukt het ons – ondanks de opgelegde beperkingen – toch om mooie shots te maken en zelfs wat ‘gewone Koreanen’ te interviewen. Uiteraard is iedereen dolgelukkig met wat de leider allemaal voor het volk doet. Kindertjes in het weeshuis van Wonsan voeren met tranen in hun ogen een show voor ons op, waarin ze zingen hoeveel ze de dierbare leider missen en hoe graag ze de Amerikanen een kopje kleiner zouden willen maken. Met de indoctrinatie van het volk wordt vroeg begonnen.
Ook als de camera uit staat, blijven de mensen zeggen dat de leiders geweldig zijn. Of die emoties echt zijn, of niet, valt niet te zeggen. Het lijkt in elk geval echt. In hoeverre angst een rol speelt, weten we ook niet. Op al onze argumenten – "maar vluchtelingen uit Noord-Korea zeggen dat er strafkampen zijn"– volgt een tegenargument – "alle vluchtelingen zijn criminelen en liegen".
Nerveus
Na tien dagen rijden we weer naar het vliegveld. Met flink wat videomateriaal, en shots van bijvoorbeeld militairen die eigenlijk niet gemaakt hadden mogen worden. We zijn nerveus, bang dat we materiaal moeten deleten. Maar het gaat vrij soepel, en al snel zitten we in het vliegtuig naar Beijing. Na tien dagen met twee begleiders, en geen internet of telefoon, hebben we bij aankomst in China het idee dat we in een ‘vrij’ land komen.