Kabinet ziet rol voor onderwijsinspectie bij toezicht weekendscholen
Staatssecretaris Paul wil een plan van het vorige kabinet doorzetten om de Inspectie van het Onderwijs een rol te geven bij het toezicht op het informeel onderwijs, zoals bijvoorbeeld weekendscholen. De inspectie zelf ziet daar niets in.
Paul wil dat het makkelijker wordt om op te treden tegen lessen die aanzetten tot haat, discriminatie of geweld, staat in een voorstel waarop burgers en organisaties nu commentaar kunnen geven. Volgens het plan moet de minister van Onderwijs in het uiterste geval de instelling kunnen sluiten.
Over ingrijpen in het informeel onderwijs wordt al jaren gepraat. Informele scholen worden niet betaald door de Nederlandse overheid en ze staan niet onder toezicht van de inspectie. Het vorige kabinet wilde daar verandering in brengen. Toenmalig minister Wiersma maakte zich onder meer zorgen over de manier waarop salafistische moskeescholen functioneren.
Niet alleen islamitische scholen
Tegen het vorige voorstel kwamen veel bezwaren naar buiten, onder andere van de inspectie zelf. Die is ook over het plan van Paul zeer kritisch. In het nieuwe, aangepaste voorstel staat dat de inspectie toezicht kan gaan houden als er een redelijk vermoeden is dat de wet wordt overtreden én een onafhankelijke commissie daarover advies heeft gegeven.
Paul benadrukt dat er nu bijna geen mogelijkheden zijn om in het informeel onderwijs in te grijpen als er serieuze signalen zijn dat kinderen worden aangezet tot discriminatie of haat en daarmee worden opgezet tegen de Nederlandse samenleving: "Op reguliere scholen doen we dit ook, dus het is niet meer dan logisch dat we diezelfde kinderen ook buiten deze schooldeuren hiervoor behoeden."
In haar toelichting verwijst ze overigens niet alleen naar islamitische scholen. Ze wil ook kunnen ingrijpen bij bijvoorbeeld bijlesinstituten, Chinese weekendscholen, jongerenverenigingen en zondagsscholen.
"Bewust heimelijke activiteiten"
De inspectie is het ermee eens dat er stappen moeten worden gezet tegen radicalisering, maar ziet niets in de "route van het onderwijstoezicht". De instantie vindt zichzelf niet geschikt voor het toezicht op "bewust heimelijke activiteiten. Dat zou leiden tot een andersoortige taak, die niet aansluit bij het huidige instrumentarium".
Verder heeft de inspectie "principiële zorgen over het verworden tot scheidsrechter in morele discussies in kerkelijke, politieke en maatschappelijke sfeer".