Geen discriminatie, wel stelselmatig uitsluiten bij mensenrechtencollege
Bij het College voor de Rechten van de Mens (CRM) is sprake van "een hardnekkige jarenlange conflictueuze situatie", gebrek aan "inclusief leiderschap", "weinig collegialiteit" en "een patroon van stelselmatig negeren en uitsluiten".
Dat is het oordeel van de commissie die in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek deed naar mogelijke misstanden bij het college. De organisatiestructuur van het instituut moet daarom worden aangepakt, is het advies.
Het College voor de Rechten van de Mens oordeelt in geschillen waarbij sprake kan zijn van discriminatie. "Juist voor een instituut als het CRM is inclusief leiderschap bij uitstek van belang; het instituut vervult immers een voorbeeldfunctie op het thema diversiteit en inclusie", aldus de samenvatting van het rapport.
Vorig jaar bleek uit onderzoek van de NOS en Nieuwsuur al dat er sprake was van een crisis in de top van de organisatie. Vier leden van het college hadden meldingen gedaan van intimidatie, discriminatie en vriendjespolitiek door voorzitter Jacobine Geel. Ze maakten daarom melding van een mogelijke "maatschappelijke misstand".
Geen maatschappelijke misstand
Van een maatschappelijke misstand zoals beschreven in de klokkenluiderswet is volgens de commissie onder leiding van oud-minister Winnie Sorgdrager geen sprake. Daarvoor wordt het "algemeen belang" onvoldoende geraakt en er is niet een "patroon" van misdragingen geconstateerd.
Volgens de onderzoekers was de sfeer binnen het collega voor de komst van Geel al slecht. "Een onaangename, gespannen en weinig constructieve sfeer was voelbaar en zichtbaar, niet in de laatste plaats voor bureaumedewerkers." Geel was hier onvoldoende op voorbereid en erfde een "conflictueuze organisatie". De commissie oordeelt dat "het College als collectief zowel in het verleden als het heden heeft gefaald".
Negeren en uitsluiten
Geel zou als voorzitter de afgelopen jaren "niet voldoende competent" hebben gehandeld. De vier melders krijgen dan ook gelijk op een aantal onderdelen. Zo heeft Geel zich schuldig gemaakt aan "een patroon van stelselmatig negeren en uitsluiten" en gedeeltelijk aan "het uitoefenen van een tactiek van macht" en "psychologische onveiligheid".
Ze heeft "weinig sensitiviteit, empathie en begrip jegens twee melders getoond, impliciete vooroordelen niet openlijk bespreekbaar gemaakt en micro-agressief gedrag van collegeleden niet gecorrigeerd".
De commissie oordeelt dat er geen sprake is van een "patroon van discriminatie", machtsbederf en "het afdwingen van loyaliteit".
Twee melders hadden zich eerder al gemeld bij het ministerie van Justitie en Veiligheid, maar toenmalig minister Weerwind zei niet in te kunnen grijpen. Dat klopt niet, stelt de commissie. "De commissie is van oordeel dat het ministerie van Justitie en Veiligheid op eerder ontvangen signalen had kunnen en moeten interveniëren."
Nationale ombudsman
Ook de raad van advies van het college wordt bekritiseerd. Twee collegeleden kregen te horen dat ze niet in aanmerking kwamen voor herbenoeming, nadat ze de melding hadden gedaan. Volgens de raad van advies, die adviseert over herbenoemingen, was er geen verband.
De onderzoekscommissie is daar echter niet van overtuigd en heeft de indruk dat "de melding van invloed is geweest op het on hold zetten van de herbenoemingsprocessen." Klokkenluiders zijn in Nederland bij wet beschermd en mogen geen nadeel ervaren van hun melding.
De opmerking van de commissie heeft ook betrekking op de Nationale ombudsman, die zitting heeft in de raad van advies en een belangrijke stem had in het stopzetten van de herbenoemingsprocedures. Het handelen van de raad van advies had volgens de onderzoekers "niet de duidelijkheid, zorgvuldigheid en sensitiviteit" die verwacht mag worden.
De commissie adviseert nu om een aantal onderdelen van de organisatie fundamenteel te wijzigen, waarvoor mogelijk de wet gewijzigd moet worden. Zo is het advies om de verschillende taken van collegeleden meer te scheiden, een dagelijks bestuur in te stellen, om de bijzondere positie van de Nationale ombudsman in de raad van advies op te heffen en na te denken over toezicht op het college.