Centraal Planbureau: vooral economie bepaalt hoe het met migratie gaat
De instroom van het aantal migranten wordt bepaald door hoe het gaat met de economie in Nederland. Dat concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in een nieuw onderzoek. Vooral arbeids- en studiemigratie is de afgelopen twintig jaar fors toegenomen, terwijl asielmigratie volgens het CPB "geen duidelijke trend" laat zien en "zeer volatiel" is.
De onderzoekers van het CPB keken naar de afgelopen zeventig jaar. Ze schrijven in het rapport dat er meer immigratie is naar Nederland als het goed gaat met de economie, en dat er juist sprake is van emigratie als het slechter gaat met de economie.
Doordat het beter gaat met de economie, hebben werkgevers meer mensen nodig. Als die mensen niet in Nederland te vinden zijn, worden ze uit het buitenland gehaald. "We stellen dat migratie in belangrijke mate wordt bepaald door de vraag naar arbeid", aldus de onderzoekers.
Volgens het CPB ging de komst van buitenlandse werknemers ook verder omhoog door de uitbreiding van de Europese Unie. In 2004 kwamen veel Midden- en Oost-Europese landen bij de EU. Inwoners van die landen kregen daardoor het recht om ook in andere EU-landen aan de slag te gaan.
Risicovolle strategie
Verder zit er in het onderzoek een historische les en een waarschuwing. CPB-onderzoekers zien het als "een risicovolle strategie" om mensen uit het buitenland te halen voor laaggeschoold werk dat er over een aantal jaren waarschijnlijk minder is.
Dat gebeurde in de jaren 70 al, toen veel 'gastarbeiders' nog werkten in de maakindustrie en de mijnbouw, sectoren die daarna flink kleiner werden of zelfs verdwenen. Er volgde grote werkloosheid onder werknemers die zich al in Nederland hadden gevestigd.
"Het is daarom wenselijk om arbeidsmigranten aan te trekken die vooral vaardigheden met zich meebrengen waar in de toekomst ook nog vraag naar zal zijn", schrijft het CPB. Naar welke arbeidsmigranten er in de toekomst geen vraag meer zou zijn, wordt niet benoemd.
Maar laaggeschoolde arbeidsmigratie is in Nederland te vinden in onder meer de landbouw, fabrieken en in distributiecentra. Vaak werken deze mensen via uitzendbureaus en op flexibele contracten.
Bij schoonmaakbedrijf Atalian kan men niet zonder arbeidsmigranten, zei de directie eerder tegen de NOS:
De CPB-onderzoekers zien ook dat het voor werkgevers interessanter is om mensen uit het buitenland te halen als de arbeidsmarkt flexibel is. Dat houdt in dat werknemers minder ontslagbescherming, meer flexibele contracten en/of een lager minimumloon hebben. Daarin hebben Nederlanders minder interesse dan arbeidsmigranten.
Gezinsmigratie
De mogelijkheden van Nederland om rechtstreeks beleid op migratie te voeren zijn al sinds 1950 beperkter geworden door internationale afspraken, schrijven de onderzoekers. Dat komt door internationale vragen en door afspraken in Europees verband.
Ook signaleren ze dat Nederland de afgelopen jaren ongeveer evenveel asielaanvragen krijgt per inwoner als andere Europese landen. Maar Nederland wijst wel iets meer verzoeken toe aan mensen uit onveilige landen als Syrië, Somalië, Jemen en Eritrea. Daarvandaan komen relatief veel asielaanvragen binnen, mogelijk omdat er in Nederland al gemeenschappen bestaan uit deze landen.
Asielmigratie bedraagt zo'n 12 procent van de totale jaarlijkse immigratie, maar leidt er wel het vaakst toe dat mensen lang blijven. Na tien jaar is nog ongeveer driekwart in Nederland.
Gezinsmigratie is de grootste categorie immigratie. Dat betekent dat arbeidsmigranten hun gezin ook naar Nederland halen. In 1999 kwam nog een kwart van de gezinsmigranten van binnen de EU, tegenwoordig is dat ongeveer de helft.