De Insingers, grootverdieners tijdens de slavernij, nemen eigen rol onder de loep
Anneke Polak
Anneke Polak
Insinger was een heel grote naam ten tijde van de slavernij. Het aandeel in plantages in Suriname was aanzienlijk, het aantal slaafgemaakten enorm. Maar niet eerder werd in opdracht van de Insingers zelf onderzoek gedaan naar dat slavernijverleden. Tot nu.
De Insinger Stichting, die goede doelen ondersteunt in Nederland en de voormalige Nederlandse koloniën, heeft onderzoek laten doen naar de herkomst van het kapitaal van de stichting. Het rapport, opgesteld door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), is vanmiddag gepresenteerd.
"De firma Insinger & Co was een van de meest succesvolle en winstgevende bedrijven in de slavernijsector", schrijven de onderzoekers in het rapport. Daarmee wordt verwezen naar de bank, die nauw verweven was met de Insinger Stichting. Die laatste werd in 1913 opgericht door twee zussen Insinger. "De stichting had niet kunnen bestaan zonder het profijt van de slavernij", staat in het rapport.
Toen de slavernij in 1863 werd afgeschaft, ontving de firma Insinger & Co omgerekend meer dan 4 miljoen euro voor de uitkoop van ruim 1200 tot slaafgemaakten van de Nederlandse overheid. Ook na de afschaffing van de slavernij bleef de firma investeren in de slavernij-economie. Ze investeerden in plantages, beheerden die en verdienden geld met de handel in bijvoorbeeld koffie, thee, suiker en cacao.
Vandaag de dag zijn de Insinger Stichting, de private bank InsingerGillissen en familieleden die de naam Insinger dragen op papier niet meer met elkaar verbonden. De stichting besloot tot onderzoek naar de herkomst van het eigen vermogen om transparant te zijn, zegt Henrick van Asch van Wijck namens het bestuur. "We denken dat het beleid van de stichting nu beter kan worden toegespitst op heling." Hoe de stichting daar vorm aan wil geven, is nog niet duidelijk.
Slechts een fractie van het vermogen van de Insingers zat in de stichting, het overgrote deel van het vermogen zat in de firma Insinger & Co. Die firma is voorloper van de huidige private bank InsingerGillissen. In 2020 deed het IISG in opdracht van de bank een eerste historische verkenning. Daaruit kwam naar voren dat er voldoende archiefmateriaal aanwezig is om gedegen onderzoek te doen naar de herkomst van het vermogen van de bank.
Met dat onderzoek is nog geen begin gemaakt, bevestigen zowel het IISG als een woordvoerder van de private bank InsingerGillissen. "We zijn hierover nog in overleg met het IISG", verklaart de bank.
Wij voelen ons verantwoordelijk om onderdeel te zijn van heling en herstel
Naast de Insinger Stichting en de private bank InsingerGillissen zijn er ook nazaten van de familie Insinger die nog wel de naam dragen, maar geen onderdeel van de bank of stichting uitmaken. Zoals Charlotte en haar dochter Eline, die afgelopen jaar zelf in de familiegeschiedenis zijn gedoken. Die zoektocht viel samen met het het herdenkingsjaar voor het Nederlandse slavernijverleden, 150 jaar na de afschaffing van de slavernij.
"Wij wisten dat onze voorouders vanuit Amsterdam actief waren in de koloniale economie", laten moeder en dochter weten aan de NOS. "De mensonterende activiteiten die onze voorouders hebben ondernomen en de omvang daarvan zijn het afgelopen jaar tot ons doorgedrongen."
Diepe indruk
"We hebben met veel personen die verbonden zijn met deze geschiedenis gesproken over de doorwerking daarvan in het heden", vervolgen ze. "Dat persoonlijke onderzoek en de boeken, voorstellingen, bijeenkomsten, gesprekken en tentoonstellingen die daar deel van uitmaken hebben een diepe indruk op ons gemaakt. Wij voelen dat er door deze geschiedenis een verantwoordelijkheid op ons rust om onderdeel te zijn van heling en herstel."
Hoe die heling en dat herstel eruit moeten komen te zien, is ook voor Charlotte en Eline nog niet duidelijk. "Dat zal de toekomst leren. Wij zijn er in ieder geval van overtuigd dat herstel begint met kennisnemen van de slavernijgeschiedenis en de doorwerking daarvan in het hier en nu. Dat heeft ons doen inzien dat wij daar ook een product van zijn. Met dat besef kunnen we als nazaten van de slavernijgeschiedenis met elkaar in gesprek over de weg naar heling en herstel."