Onduidelijk of 1,6 miljard euro helpt tegen kansenongelijkheid mbo
Het is niet duidelijk of het geld dat de afgelopen jaren is uitgetrokken voor het bestrijden van de kansenongelijkheid in het mbo effect heeft gehad. Dat komt naar voren uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer.
Het geld (1,6 miljard euro) moest in de periode 2019-2022 onder meer helpen om discriminatie en ongelijkheid tegen te gaan. Maar er is geen bewijs dat het mbo daarin is geslaagd. De 1,6 miljard staat los van het vaste budget dat de instellingen krijgen.
Sinds 2016 waarschuwt de onderwijsinspectie voor kansenongelijkheid in het onderwijs. Studenten met lager opgeleide ouders of een migratieachtergrond ervaren ongelijke kansen. Ze volgen vaker een mbo-opleiding op een lager niveau dan andere studenten met vergelijkbare capaciteiten. Ook vallen ze vaker voortijdig uit.
Verschillen in aanpak
Het ministerie van Onderwijs heeft de afgelopen jaren daarom maatregelen genomen om de kansenongelijkheid te verkleinen, onder meer door afspraken met de mbo's te maken en extra geld beschikbaar te stellen.
De Algemene Rekenkamer ging langs bij zeven mbo-scholen en zag verschillen in aanpak.
Zo experimenteert een aantal instellingen met een verlengde opleidingsduur. Op deze manier is er tijd en ruimte om studieachterstanden in te halen. Een andere mbo-instelling probeert het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen door kwetsbare studenten meer begeleiding en structuur te bieden.
Niet altijd de juiste hulp
Maar niet alle mbo-studenten krijgen de hulp die ze nodig hebben. Het verschilt per mbo-instelling, opleiding, docent of stagebegeleider of ze extra begeleiding of ondersteuning krijgen.
Hierdoor blijft op de ene school de kansenongelijkheid in stand, terwijl die op een andere school of opleiding afneemt. De Algemene Rekenkamer vindt dat ernstig. Kansengelijkheid bepaalt mede of een student erin slaagt om door te stromen naar een opleiding van een hoger niveau. Zo'n stap omhoog heeft invloed op de financiële situatie van iemand (na het afstuderen mogelijk een hoger salaris) en op het gevoel van welzijn.
Onduidelijk beleid
Dat er grote verschillen zijn tussen en binnen onderwijsinstellingen komt door de beleids- en bestedingsvrijheid die de besturen krijgen.
Demissionair minister Dijkgraaf maakt niet duidelijk bij welke groepen mbo-studenten de kansengelijkheid moet verbeteren en hoe 'gelijk' de kansen moeten worden. Hierdoor is niet duidelijk op welke hulp studenten minimaal moeten kunnen rekenen als het ze niet lukt hun opleiding af te ronden of stage te lopen.
De mbo's krijgen bovendien een grote mate van vrijheid bij het nemen van maatregelen, en deze vrijheid wordt vervolgens gedelegeerd aan de onderwijsteams. Die beslissen zelf hoe ze studenten begeleiden en ondersteuning bieden. Maar doordat er geen nulmeting is bij zowel de minister als de schoolbesturen is onduidelijk welke maatregelen in de praktijk werken.
Studenten tevreden
Dat wil niet zeggen dat de genomen maatregelen helemaal niets hebben opgeleverd. Zo zeggen studenten tegen de Algemene Rekenkamer dat de toegang tot studiefinanciering en de ov-kaart het makkelijker heeft gemaakt een mbo-opleiding te volgen, ook als ze weinig geld hebben.
Ook zijn ze tevreden over de begeleiding en ondersteuning vanuit school. Tegelijkertijd stelt de Algemene Rekenkamer vast dat niet alle mbo'ers evenveel kansen krijgen om goed te kunnen presteren.
Bestuurders en medewerkers van mbo's zeggen dat zij met het geld maatregelen konden nemen om de kansengelijkheid te verbeteren. Het wordt niet alleen gebruikt voor meer begeleiding en ondersteuning, maar ook voor het inlopen van achterstanden en het aanschaffen van leermiddelen. Volgens de Algemene Rekenkamer heeft dat inderdaad enig effect, maar is niet duidelijk hoeveel.
Harde afspraken
Tot 2027 is er 1 miljard beschikbaar voor de aanpak van kansenongelijkheid. De Algemene Rekenkamer komt in het rapport met een aantal aanbevelingen.
Zo zouden het ministerie en de besturen van de mbo-scholen samen moeten bepalen wat er eind 2027 moet zijn bereikt en bij welke studenten die resultaten zichtbaar moeten zijn. Ook moeten er afspraken komen over minimale begeleiding en ondersteuning.
Demissionair minister Dijkgraaf gaat samen met de mbo-instellingen bekijken hoe de huidige afspraken kunnen worden aangescherpt. Ook wil hij beter kunnen vaststellen of de maatregelen tegen kansenongelijkheid effect hebben. Door de demissionaire status van het kabinet is hij terughoudend met het doen van concrete toezeggingen.
De MBO Raad wil gaan praten met het onderwijsministerie om te kijken wat er nodig is voor het behalen van concrete resultaten.