Ook op onderwijsgebied wacht een nieuw kabinet een zware klus. Terwijl de basisvaardigheden van leerlingen achteruitgaan, kampen basis- en middelbare scholen met grote personeelskrapte. En dat blijft de komende jaren een groot probleem.
Vooral voor sociaal kwetsbare leerlingen dreigt dit slecht uit te pakken. Hoe kunnen scholen hiermee omgaan?
'Stiekem' fulltime werken
Het was een harde boodschap vorige maand van de demissionair onderwijsministers Mariëlle Paul en Robbert Dijkgraaf: het tekort aan leraren blijft de komende tien jaar alarmerend hoog, ondanks extra geld en alle plannen die er de afgelopen jaren zijn bedacht. Het primair onderwijs komt 9800 voltijds leerkrachten tekort, het voortgezet onderwijs 3800.
"Alle beroepen in de publieke sector zitten krap", zegt hoogleraar sociologie Thijs Bol, die onderzoek deed naar de relatie tussen onderwijs en kansenongelijkheid. "Maar wat opvalt in het onderwijs is dat een hoog percentage van het personeel vertrekt. De krapte komt dus niet alleen door een beperkte aanwas vanaf de pabo, maar ook door relatief hoge uitstroom."
Een belangrijke reden voor docenten om ermee te stoppen is de hoge werkdruk. Terwijl leraren op papier nauwelijks fulltime werken, "doen ze dat stiekem wel om alles te doen wat ze moeten doen", zegt Bol.
Op de Wilhelminaschool in Rijnsburg is de werkdruk erg hoog. En dat merkt juf Rendi:
De Onderwijsraad waarschuwt dat vooral kwetsbare kinderen hard worden getroffen. Dat ligt deels aan het tekort zelf, dat hoger is op scholen met veel leerlingen die opgroeien in kansarme situaties, zegt Bol. "Daar is het lerarentekort twee zo groot als op scholen met meer kansrijke kinderen."
Daarnaast hebben kinderen uit probleemgezinnen veel meer profijt van goed en stabiel onderwijs dan andere kinderen. Bol: "Zij krijgen minder ondersteuning vanuit huis, en er valt moeilijker contact mee te leggen." Bij deze groep gaat er door het lerarentekort dus veel potentieel verloren.
Het probleem verdelen
Omdat de problemen niet gelijk verdeeld zijn over het land, willen de onderwijsministers dat scholen onderling meer samenwerken om de personeelskrapte te dempen. Verder zetten ze in op verschillende maatregelen, waaronder het verhogen van de zij-instroom, het toegankelijker maken van lerarenopleidingen en het verlagen van de werkdruk om het werk aantrekkelijker te maken.
Dat lijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Bol denkt dat een aantal administratieve taken geschrapt kan worden, maar om de werkdruk voor leraren significant te verlagen, zal het aantal lesuren naar beneden moeten. Dat terwijl de lestijd al onder druk staat door het lerarentekort.
Om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en om leraren te ontlasten, zouden klassen verkleind kunnen worden. Maar dat kost weer extra leraren. Bol vreest dat er meer onbevoegden voor de klas komen "terwijl je daarmee niet het probleem van onderwijskwaliteit aanpakt. We hebben gekwalificeerde leerkrachten nodig."
De socioloog vindt dat de politiek het probleem te laat is gaan onderkennen. "Het lerarentekort is niet nieuw, het ontbreekt de politiek aan visie. Het ging bij de verkiezingen nauwelijks over dit probleem. We hebben durf nodig om dit op langere termijn aan te pakken en het beroep weer aantrekkelijk te maken."