'Rebelse' theoloog en dichter Huub Oosterhuis (89) was 'grote vernieuwer'
Een grote vernieuwer binnen de kerk: dat was de gisteren overleden theoloog en dichter Huub Oosterhuis (89) volgens degenen die hem kenden. Hij schreef sinds halverwege de vorige eeuw meer dan 700 liederen, waarvan er vele nog steeds worden gezongen in katholieke en protestantse kerken.
De teksten van Oosterhuis waren voor veel gelovigen belangrijk op "een scharniermoment in de geschiedenis", zei hoogleraar kerkhistorie Paul van Geest (Tilburg University) op NPO Radio 1.
In de jaren 50 was de kerk nog een machtig bolwerk, maar in de jaren 60 begon die macht langzaam af te brokkelen. "Huub Oosterhuis wist de woorden te vinden waarin een jonge generatie katholieken zich herkende", aldus Van Geest.
Oosterhuis maakte met zijn liederen de omslag "van een kerk die vooral Latijn en onbegrijpelijk zong naar een kerk die Nederlands zong", zegt Arjan Broers, pastor van de Amsterdamse Dominicuskerk. "Hij vond een taal die echt poëtisch was, maar ook verstaanbaar en sociaal geëngageerd", aldus Broers. "Dat je dat bij elkaar kunt brengen, is onwijs knap."
Met zijn liederen en teksten werd Oosterhuis de vertolker van een nieuw geluid in de kerk:
Marc van Dijk, biograaf van Oosterhuis, omschrijft hem als een groot vernieuwer: "Het was een grote uitdaging om liedteksten te schrijven in het Nederlands, want toen hij daarmee begon, was dat nog niet zo gebruikelijk. Zeker niet in de katholieke kerk."
De kracht van het werk van Oosterhuis was volgens Van Dijk onder meer dat hij zich weinig aantrok van dogma's binnen de kerk. "Hij ging terug naar de bron en combineerde vaak Bijbelverzen in de liederen, waardoor een nieuw verhaal ontstond."
Componist Antoine Oomen werkte decennialang samen met Oosterhuis en noemt hem "een heel groot dichter". "Daar heeft hij blijk van gegeven in talloze liederen." Ook hoogleraar Paul van Geest vindt Oosterhuis' werk "bij vlagen geniaal".
'Naar hand zetten'
Op diverse vlakken binnen de katholieke kerk pleitte Oosterhuis voor verandering. Zelf werd hij in 1964 tot priester gewijd, maar na een conflict over het celibaat werd hij in 1969 alweer geschorst.
Oosterhuis ging vervolgens alsnog naar Rome om te pleiten voor versoepeling van het celibaat, zegt Van Geest. "Daarin openbaart zich wat zijn biograaf zo mooi heeft gezegd: dat hij zichzelf een beetje als een paus zag. Hij wilde de wereld naar zijn hand zetten, maar dat lukt natuurlijk niet in een wereldkerk die toen bijna een miljard katholieken kende."
Priester Antoine Bodar noemt Oosterhuis een rebel. "Er was een periode dat men in de katholieke kerk zei: 'Maak van mijn huis, lieve heer, geen Oosterhuis'. Hij is in zekere zin een symbool geworden voor de polarisatie in de katholieke kerk. De katholieke kerk in Nederland is behoorlijk leeg aan het worden, en dat heeft mede te maken met de strijd die in de kerk is geweest."
Oosterhuis had volgens Bodar een 'fel' temperament. "Waarbij ik moet aantekenen - ik heb meerdere keren met hem gediscussieerd - dat hij altijd sportief was."
'Niet meer meemaken'
Het grootste project van Oosterhuis en componist Oomen was het vertalen en op muziek zetten van 150 psalmen. "Ik was daar bijna klaar mee", zegt Oomen. "We hadden het op zijn verjaardag, aankomende 1 november, willen uitvoeren, met het nodige feest erbij. Dat gaat wel door, maar hij mag het niet meer meemaken. Dat is heel jammer."