Plan huurtoeslag aangepast: meeste huurders krijgen tientje per maand minder
Minister De Jonge heeft zijn plannen met de huurtoeslag veranderd na kritiek dat te veel mensen er fors op achteruit zouden gaan. Maar het idee dat ook huurders in de vrije sector er gebruik van kunnen maken, blijft overeind staan.
In het gewijzigde wetsvoorstel van De Jonge zullen de meeste mensen die huurtoeslag krijgen er iets op achteruit gaan: gemiddeld 10 euro per maand. In de oorspronkelijke plannen zou een grote groep huurders fors minder krijgen: tot bijna 100 euro per maand.
Dat kwam doordat de minister van Volkshuisvesting aanvankelijk wilde rekenen met een fictieve 'normhuur' van zo'n 520 euro. Huurders konden alleen over dat bedrag toeslag krijgen, ook als zij meer voor hun woning betaalden.
Dat leverde harde kritiek op van onder meer de Raad van State, de belangrijkste adviseur van de regering. Want hierdoor zouden te veel mensen uit "een financieel kwetsbare groep" er flink op achteruitgaan. Huurtoeslag is er alleen voor de mensen met lage inkomens, die de huur anders niet kunnen betalen.
De Jonge heeft dus onderdelen aangepast, maar hij houdt wel vast aan het idee dat ook huurders met een (tijdelijk) laag inkomen en een hoge huur in de vrije sector een toeslag moeten kunnen krijgen. Dat is een groep van 116.000 mensen, stelt De Jonge, die er gemiddeld 172 euro per maand op vooruitgaan.
Daarvoor wil hij de maximale huurgrens loslaten. Op dit moment is die huurgrens ruim 800 euro per maand (kale huur plus servicekosten) en wie daar boven zit, krijgt geen toeslag. Wat De Jonge betreft, wordt er straks alleen nog gekeken naar de andere voorwaarde om voor de toeslag in aanmerking te komen: de hoogte van het inkomen.
Een ander voorstel dat blijft staan, is het verlagen van de leeftijdsgrens waarop volledige huurtoeslag kan worden aangevraagd. Die gaat van 23 naar 21 jaar. Daardoor wordt die hetzelfde als de leeftijdsgrens bij andere regelingen, zoals het wettelijk minimumloon.
Het is de bedoeling dat de nieuwe wet volgend jaar ingaat, met een overgangsperiode van vijf jaar. De Tweede en Eerste Kamer moeten er nog wel mee akkoord gaan.