Musea moeten pronkstukken teruggeven aan Joodse nabestaanden
Het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum moeten kostbare pronkstukken teruggeven aan de nabestaanden van de Duits-Joodse Emma Budge, heeft de Restitutiecommissie besloten. Het is volgens de commissie voldoende aannemelijk dat haar erfgenamen na haar dood het bezit onvrijwillig zijn verloren.
Het gaat om vier 17de-eeuwse zilveren zoutvaten gemaakt door edelsmid Johannes Lutma. Vlak na de dood van de eigenaresse in 1937 zijn die tegen haar wil in geveild in Berlijn, schrijft AT5/NH Nieuws.
"Budge had na de machtsovername door de nazi's in Duitsland een aantal wilsbeschikkingen laten opstellen met betrekking tot de bestemming en verkoop van haar kunstverzameling. De door haar benoemde Joodse executeurs-testamentair konden hier na haar dood geen uitvoering aan geven", oordeelt de Restitutiecommissie.
Gekocht door gemeente
De vier zoutvaten kwamen via verschillende bezitters in 1960 terecht bij het Amsterdamse veilinghuis Frederik Muller, waar de gemeente Amsterdam ze aankocht. Een paar werd verkocht aan de Staat voor het Rijksmuseum. Het Amsterdam Museum kreeg het andere stel van de gemeente in beheer.
Ook het Kunstmuseum Den Haag gaat twee stukken uit de boedel van Budge teruggeven. Het gaat om een bekerschroef en een schaal.
De Restitutiecommissie onderzoekt sinds 2001 teruggaveverzoeken. Een evaluatiecommissie adviseerde twee jaar geleden om ruimhartiger te zijn met het teruggeven van nazi-roofkunst. Dat advies leidde onder meer dit jaar tot de teruggave van een Kandinsky-schilderij aan de erfgenamen.