Zorgen bij veteranen over conclusies onderzoek naar dekolonisatie Indonesië
Een onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië in de periode 1945-1950 en het geweld dat daarbij aan Nederlandse kant is gebruikt, maakt nu al veel los bij betrokkenen. De resultaten van de studie worden komende donderdag gepresenteerd. Met name bij veteranen en hun nabestaanden zijn er zorgen over hoe zij ruim zeventig jaar na dato in het onderzoek worden afgeschilderd.
Het gaat om veteranen van Nederlandse afkomst en om Molukkers, die aan de kant van Nederland vochten in het KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Vanwege de gevoeligheid is er al voor de presentatie van de conclusies een zogeheten begeleidingsprogramma gestart om betrokkenen nu al te informeren en voor te bereiden.
Excessen
Rocky Tuhuteru is directeur van de stichting Pelita, die hulp biedt aan Indische Nederlanders en Molukkers in Nederland. Volgens hem zijn veel Nederlanders en Molukkers die na de Tweede Wereldoorlog vochten tegen de nationalisten die de onafhankelijkheid van Indonesië hadden uitgeroepen, bang dat ze worden beschuldigd van gewelddadige excessen of betrokkenheid daarbij. Ze zouden gezien kunnen worden als oorlogsmisdadigers. "Het beeld dat van hen is ontstaan, kan kantelen", zei hij in NOS Radio 1 Journaal.
Stichting Pelita is een van de initiatiefnemers van het begeleidingsprogramma dat vanochtend werd afgetrapt met een livestream. Daarin werd gesproken met een KNIL-militair, iemand die het geweld als kind heeft meegemaakt en twee van de onderzoekers die bij de studie betrokken zijn. Belangstellenden konden vragen stellen.
Volgens Tuhuteru voelden met name veel Molukse veteranen zich een groot deel van hun leven miskend. "Zij zeggen: wij zijn een oorlog ingestuurd die we niet konden winnen." Hij heeft zorgen om de beeldvorming, maar is ook benieuwd naar de resultaten. "Omdat ook voor mij veel niet bekend is. Ik wil ook weten wat er is gebeurd in de strijd tegen de Indonesische nationalisten."
Volgens onderzoeker Fridus Steijlen (KITLV) is het onderzoek per se niet bedoeld om mensen "te labelen of te framen". Hij zegt dat vooral is geprobeerd om de context van het geweld te schetsen en verhoudingen duidelijk te maken. "Het onderzoek moet duidelijk maken waarom dingen gebeurd zijn, zoals ze gebeurd zijn."
Mede-onderzoeker Esther Captain beaamt dat. "Het onderzoek wil antwoord geven op de vraag welk geweld er is gebruikt, maar ook wat dat heeft veroorzaakt en wat de impact ervan is geweest."
Incidenteel of structureel?
De laatste jaren is de aandacht voor de dekolonisatie van Nederlands-Indië sterk toegenomen. Lang was in de publieke opinie het beeld dat in die periode, die direct aansloot op de Tweede Wereldoorlog, onder Nederlandse vlag weliswaar geweld was gebruikt, maar dat dat incidenteel van aard was, en niet structureel. "De krijgsmacht als geheel heeft zich in Indonesië correct gedragen", luidde tientallen jaren het officiële regeringsstandpunt.
Dat beeld is de afgelopen tijd gekanteld. De term 'politionele acties' waarmee de strijd lang, in verhullend taalgebruik, werd aangeduid is in onbruik geraakt. Er wordt nu gesproken van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog.
In 2016 verscheen het boek De brandende kampongs van generaal Spoor van onderzoeker Rémy Limpach. Hij toonde aan dat Nederlandse militairen structureel grensoverschrijdend geweld hebben gebruikt. Daarna besloot de regering geld uit te trekken voor een diepgaand onafhankelijk onderzoek naar de oorlog in Indonesië.
"We moeten in de spiegel van ons eigen verleden durven kijken", zei minister Koenders van Buitenlandse Zaken toen.