Doden na politie-ingrijpen waren vaak verward en onder invloed
Verreweg de meeste mensen die de afgelopen jaren omkwamen na contact met de politie, gedroegen zich verward. Vaak hadden ze een psychiatrisch verleden en gebruikten ze drugs, blijkt uit onderzoek naar fatale politie-incidenten.
Het is voor het eerst dat er uitgebreid onderzoek is gedaan naar mensen die omkwamen bij geweldsincidenten waar agenten bij betrokken waren. Bureau Beke keek in opdracht van de politie naar de 50 geweldsincidenten waarbij tussen 2016 en 2020 iemand omkwam, vaak door een schotwond.
"Het zijn mensen die met zichzelf in de knoop zitten, met mentale onrust of een psychose en als gevolg daarvan helemaal uit hun dak gaan", zegt criminoloog Henk Ferwerda, een van de schrijvers van het rapport. "Het zijn dus niet allemaal criminelen, maar heel veel mensen die eigenlijk hulpverlening nodig hebben."
Onvoorspelbaar
Ferwerda noemt het percentage verrassend hoog: van die 50 mensen gedroegen 42 zich verward in het contact met de politie. Zo omschrijven de onderzoekers een geval waarbij een man 's ochtends op straat voorbijgangers aanviel met een wapen. Toen agenten riepen dat hij moest stoppen, kwam hij "gillend en met een verwilderd gezicht op de agenten afrennen met het wapen boven het hoofd".
De man stierf toen de agenten zeven keer vuurden. Hij bleek aan schizofrenie te lijden en veel andere problemen te hebben. 41 slachtoffers (82 procent dus) hadden meerdere problemen, op bijvoorbeeld psychisch, relationeel of financieel gebied. Ruim de helft had al eerder contact met hulpverlening.
Vaak blijken er ook verdovende middelen in het spel. Van de doden waarbij het onderzocht is, had driekwart drugs of alcohol in het bloed. De onderzoekers wijzen erop dat dat niet alleen het gedrag onvoorspelbaarder maakt, maar ook de kans op medische problemen vergroot.
'Kwetsbaar'
Het valt de onderzoekers op dat de doden veelal uit een andere groep komen dan de slachtoffers van niet-fataal politiegeweld. In die laatste groep gaat het vaak om incidenten die 's nachts gebeuren met stappers tussen de 18 en 27, terwijl fatale incidenten vaker overdag gebeuren, met slachtoffers die een stuk ouder zijn, gemiddeld 35,7 jaar.
Uit het rapport (.pdf) blijkt verder dat fatale incidenten vaker voorkomen in de grotere steden, bij mensen met een lagere sociaaleconomische en maatschappelijke status. Zo is een kwart van hen dakloos. Het rapport spreekt van kwetsbare mensen.
Ook zijn mensen met een niet-westerse achtergrond oververtegenwoordigd, 23 van de 50. "Dat percentage is veel hoger dan in de algemene Nederlandse bevolking, maar aan de andere kant: de politie richt zich vaak op de maatschappelijk kwetsbaren in onze samenleving. We zien dat er dertig jaar geleden aan de onderkant van de samenleving meer mensen zonder migratieachtergrond waren dan tegenwoordig."
Ferwerda voegt eraan toe dat agenten niet etnisch profileren. "Je kan misschien denken dat de politie die mensen uitzoekt, maar dat is niet het geval. 70 procent van deze zaken begin met een melding als 'er loopt iemand met een bijl door de straat'. De politie selecteert niet, maar rijdt op een melding."
Extra aandacht
Uit de bekeken dossiers blijkt ook dat veel slachtoffers in aanloop naar het fatale moment al vaker in contact kwamen met de politie. Negen op de tien blijken in de drie jaar ervoor als slachtoffer of dader in de archieven te staan, gemiddeld gaat het om 12,7 incidenten.
In de zeven maanden voor hun dood is er bovendien vaak een piek te zien in meldingen bij de politie. De onderzoekers raden daarom ook hulpverleners aan extra aandacht te schenken aan deze escalatieperiode. "Ze komen in die periode veel vaker in aanraking met politie, wegens vernielingen, conflicten, ruzies op straat. Je ziet dat er iets aan het ontstaan is."
Het kan volgens Ferwerda helpen om bij incidenten hulpverleners in te zetten in plaats van agenten. De onderzoekers pleiten voor onderzoek naar hoe dat het beste kan worden vormgegeven.