Anton Geesink heeft zijn opponent Kaminaga in de houdgreep
NOS Sport

Terug naar Tokio 1964 en goud van Geesink: 'Kroniek van aangekondigde zege'

  • Luuk Blijboom

    redacteur NOS Sport

  • Luuk Blijboom

    redacteur NOS Sport

'De dag dat Japan weende'. Zo staat 23 oktober 1964 nog altijd te boek in de wereld van het mondiale judo, de dag waarop Anton Geesink in de olympische finale thuisfavoriet Akio Kaminaga in een allesbeslissende houdgreep hield.

In de Budokan van Tokio zag oud-judoka Peter Snijders (77) met eigen ogen hoe er om hem heen inderdaad warme tranen werden geplengd. Voor de voormalige ploeggenoot van Geesink was die slotdag van de Zomerspelen echter eerst en vooral "de kroniek van een aangekondigde zege".

Met het klimmen der jaren vervagen Snijders' contouren van de zoete herinnering aan het ultieme judogevecht van Oost tegen West. Het laat onverlet dat zijn gevoel in al die 57 jaren onveranderd is gebleven. "Ik heb er nooit aan getwijfeld dat Anton zou winnen. Hij was gewoon onverslaanbaar."

Kantelpunt

Het was het moment waarop de sport die in 1882 door Jigoro Kano werd bedacht als uiting van de boeddhistische levensbeschouwing botste met de verdedigingskunst die pas in 1945 vanuit Azië naar Europa overwaaide en in Nederland werd omarmd als vechtsport. Het kantelpunt waarop het judo de status van exclusieve Japanse aangelegenheid verloor.

De Nederlandse judoploeg in 1964: Joop Gouweleeuw, Jan Snijders, Anton Geesink en Peter Snijders

Judo is in de jaren 50 en 60 in Nederland een cultsport, mede populair geworden door de stripboeken van Dick Bos. De privédetective zet veelvuldig judoworpen in om de wereld te redden van geboefte. Opvoedkundig verantwoord? Nee, zo luidt het algemene oordeel in het calvinistische Nederland. Stiekeme erkenning voor hun sport? Dat zeker, vindt de groeiende groep judoka's.

Volksjongen Anton Geesink is in hun optiek de vleesgeworden Dick Bos, al gaat hij de strijd aan met tegenstanders en niet met het schuim der natie. "Een prachtige kampioen", noemt Snijders hem nog altijd. "Een superatleet die alles zelf heeft moeten uitvinden."

Krachttraining was in die jaren 50 en 60 een onbekend fenomeen. Om de spieren te stalen, sjouwde bouwvakker Geesink overdag met stenen en stoeide hij in zijn vrije tijd met boomstammen. Snijders kan er maar één uitdrukking voor bedenken. "Voortreffelijk werk."

Anton Geesink viert het goud in Tokio

Als Geesink op 6 april 1934 ter wereld komt in het Kroonhofje in de Utrechtse Wijk-C, staat hij in de buurt aanvankelijk bekend als 'dat jochie van Mien.' In het huis waar vader Johannes de scepter zwaait, is iedere vorm van luxe ver te zoeken. Sanitaire voorzieningen en stromend water ontbreken, de keuken doet tevens dienst als bedstee.

In conflict met NOC

Op 14-jarige leeftijd is Geesink op slag verkocht wanneer hij in stadion De Galgenwaard tijdens de pauze van een voetbalwedstrijd een demonstratie van judo ziet. Het is in de jaren waarin hij tevens in de ban raakt van de Olympische Spelen. Er is alleen één probleem. Judo is een louter Japanse aangelegenheid en maakt om die reden geen deel uit van het olympische programma.

Met een U-bocht denkt Geesink, wijs geworden op straat, in 1960 toch aan de Zomerspelen van Rome deel te kunnen nemen. Hij legt zich toe op worstelen, een klassieke olympische sport. Voor het eerst, en zeker niet voor het laatst, komt hij evenwel in conflict met het Nederlands Olympisch Comité.

Dat NOC laat hem niet afreizen naar Italië, omdat hij inmiddels een sportschool bezit en daarmee de status van amateur ontbeert die nodig is voor afvaardiging naar de Spelen. Zijn wrok jegens Nederlandse sportbestuurders is geboren en zal nooit meer verdwijnen.

2002: IOC-lid Anton Geesink met de olympische ringen in Salt Lake City

Geesink keert getergd terug op de tatami, helemaal wanneer bekend wordt dat judo in 1964 de olympische status krijgt. Drie jaar voor die Spelen van Tokio, in 1961, laat de Utrechter zich in Parijs als eerste niet-Japanner kronen tot wereldkampioen in de Open Klasse.

Dat hij als judoka wél welkom is op de Spelen, dankt hij aan persoonlijke interventie van prins Bernhard. Die breekt een lans voor hem bij het NOC.

Samen met tweelingbroer Jan maakt Peter Snijders in Tokio deel uit van de vierkoppige Nederlandse judoploeg, een kwartet dat wordt gecompleteerd door Joop Gouweleeuw. De wereldtitel van Geesink opent deuren die zelfs voor Japanners hermetisch gesloten blijven, zo blijkt wanneer de vier zich in het Land van de Rijzende Zon voorbereiden op de Zomerspelen.

Andere Tijden Sport maakte in 2011 een uitzending over een minstens net zo belangrijke zege in 1961. Geesink gaf op de WK zijn visitekaartje af door drie Japanners te verslaan.

Andere Tijden Sport: De nacht van Anton Geesink

Geesink is dan al kind aan huis in Japan. Ofschoon hij de taal niet spreekt, past de Utrechter zich in Japan wonderwel snel aan. "Ik was een soortement van Japanner", zei hij daar ooit over. "Maar feitelijk deed ik niet meer dan die mensen een beetje na-apen."

"Geesink ontfermde zich echt over ons", herinnert Snijders zich. "Overal waar wij kwamen, werden we met alle egards behandeld. We trainden zelfs in de dojo van het keizerlijk paleis, een plek die voor gewone stervelingen streng verboden toegang was."

Holst van de nacht

De voorbereiding brengt de judoka's niet wat er wordt gehoopt. Voor de dan pas 21-jarige Snijders zitten de Spelen er in de achtste finale op. Tweelingbroer Jan sneuvelt in dezelfde klasse al een ronde eerder. Zwaargewicht Gouweleeuw ligt er na twee partijen uit.

Als olympische toeristen slijten de drie hun resterende dagen. Vol verwachting nemen ze op de slotdag van de Spelen plaats rond de tatami waar Geesink het moet opnemen tegen Kaminagi. Dat de Nederlander eerder die dag in de voorronde met het kleinst denkbare verschil ('kinsa') ook al te sterk blijkt voor de Japanner, voedt het optimisme in het Nederlandse kamp.

Japan houdt de adem in als de strijd in de Open Klasse tot een climax komt. De Aziaten zijn zo trots, dat ze voor een unicum in de geschiedenis van de televisie zorgen. Via de satelliet Telstar gaan voor de eerste keer beelden van de sportwedstrijd rechtstreeks de gehele wereld over.

Geesink in een volgepakte Budokan

Desondanks blijven de Nederlandse kijkers verstoken van de strijd tussen Geesink en Kaminaga. De zes uur tijdverschil zijn er debet aan dat Dick van Rijn in het holst van de Nederlandse nacht het op de radio met een ooggetuigenverslag moet doen.

In de Budokan weet Snijders op dat moment al wat de 15.000 Japanners op de tribune te wachten staat. De Utrechtse reus is beducht op Kaminaga's specialisme: het plaatsen van een halve aanval om vervolgens het gevecht over te nemen. De Nederlander probeert met schijnaanvallen door de verdediging van de Japanner te breken, in een poging zijn opponent zo snel mogelijk naar de mat te werken. "Geesink was de grootmeester van het grondgevecht", herinnert Snijders zich.

De strijd tussen Geesink (120 kilogram bij een lengte van 1.98 meter) en Kaminaga (102 kilogram, 1.79 meter) is ogenschijnlijk een ongelijke. Toch neemt de Japanner het initiatief als hij een tai-otoshi (een armworp) inzet. Geesink pareert met een rugworp (ura-nage) en houdt in het daaropvolgende grondgevecht zijn opponent dertig tellen lang met zijn linkerarm in een 'kesa-gatame'. Het blijkt de moeder aller houdgrepen.

'Teleurgesteld, vernederd'

De drie Nederlandse judoka's juichen, maar kunnen niet voorkomen dat bokser Wim Gerlach in al zijn enthousiasme de mat wil bestormen om Geesink in de armen te vallen. Uit respect voor de verslagen Kaminaga, die nog op de tatami ligt, wordt Gerlach door zijn landgenoten met een ferm gebaar teruggestuurd naar zijn plek.

Om het handjevol Nederlanders heen zitten duizenden Japanners met het hoofd gebogen. "Ze waren teleurgesteld, vernederd", zegt Snijders. "Wij hadden daar in onze euforie geen boodschap aan. Niet dat we in de kroonluchters hingen, maar we staken onze blijdschap ook niet onder stoelen of banken."

Een voorval staat Snijders nog levendig bij. "De hoofdcoach van de Japanse ploeg liet na afloop van die partij tussen Geesink en Kaminaga zijn hoofd kaalscheren. Dat was in die tijd in Japan de ultieme vernedering. Die straf had hij zichzelf opgelegd."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl