'Leenstelsel vergroot verschillen tussen studenten'
Studenten in het hoger onderwijs zijn sinds de invoering van het leenstelsel in 2015 financieel afhankelijker geworden van hun ouders. Dat zegt budgetinstituut Nibud op basis van eigen onderzoek. Daardoor worden studenten op dit vlak minder snel zelfstandig. Tegelijkertijd kunnen lang niet alle ouders voorzien in de financiële steun.
Het instituut waarschuwt voor het risico op toenemende kansenongelijkheid. Studenten van wie de ouders geld tekortkomen, betalen volgens de budgetorganisatie "een hogere prijs voor hun studie dan de studenten die wel kunnen terugvallen op hun ouders" en starten daardoor financieel minder sterk. Het Nibud schat dat het om ruim 40.000 studenten gaat, op een totaal van 715.000 het afgelopen jaar.
De vorige keer dat het Nibud onderzoek deed naar dit onderwerp, was in 2017. Dit is de eerste keer dat alle studenten onder het leenstelsel vallen. Het instituut ondervroeg 1505 studenten in het hbo en wo. Twee derde ontvangt geld van hun ouders. Dat is 10 procent meer dan vier jaar geleden. Het bedrag is met 46 euro gegroeid naar gemiddeld 211 euro per maand.
Te veel verdienen voor aanvullende beurs
"Met het leenstelsel is ervoor gekozen om kosten voor het studeren meer neer te leggen bij studenten en hun omgeving", zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart. "Het resultaat daarvan is dat ouders daadwerkelijk veel meer bijspringen."
Maar volgens het Nibud zijn er ouders die te veel verdienen om hun kinderen in aanmerking te laten komen voor een aanvullende beurs, terwijl ze toch niet goed in staat zijn hun kinderen financieel bij te staan. Het gaat om ouders met een inkomen tussen de 49.000 en 69.000 euro. Middeninkomens dus. "Dit is een zorgelijke ontwikkeling", zegt Vliegenthart.
"Sommige ouders kunnen het eigenlijk niet betalen terwijl ze wel geacht worden mee te betalen", zegt Vliegenthart. Dat lijkt volgens hem sowieso tot een onwenselijke uitkomst: "Of ze ondersteunen hun kind minder waardoor dat meer moet lenen, of de ouders moeten kromliggen."
Over de groep die tussen wal en schip valt, zegt Vliegenthart dat zij zich meer zorgen maken om hun financiële positie. "Het gaat niet alleen om de studieschuld, maar bijvoorbeeld ook om de vraag of ze straks nog wel een huis kunnen kopen. Het aangaan van de lening leidt daarnaast tot stress."
Ook zegt hij dat deze situatie ervoor zorgt dat jongeren later financieel volwassen worden. "Aan de ene kant worden jongeren behandeld als financieel volwassenen. Tegelijkertijd wordt dit proces geremd. Daarmee botsen twee beleidsideeën."
Politiek aan zet
Volgens de directeur is het zaak dat er iets verandert. Volgens hem kan de groep die in aanmerking komt voor een aanvullende beurs worden verruimd of kan de basisbeurs terugkeren. Welke maatregel het beste is, laat hij aan de politiek.
Daarmee is de oproep van het Nibud er een voor de formatie. Vorig jaar juli werd duidelijk dat ook D66 de studiebeurs terug wil. De VVD is nog wel voorstander van het leenstelsel. "Nu alleen de VVD nog voor is, zal na de verkiezingen zeker een nieuwe weg ingeslagen worden richting een stelsel met studiebeurzen", zei NOS-verslaggever Ron Fresen toen.
Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) noemt in een reactie de huidige studiefinanciering "oneerlijk en belemmerend". Lisanne de Roos van het ISO zegt dat het oneerlijk is omdat de positie van studenten nu erg wordt bepaald door waar je wieg stond. Het belemmerende zit hem er volgens haar in dat studenten nu andere keuzes maken om hun schuld niet op te laten lopen. "Ze gaan extra werken in plaats van bij een commissie van een studentenvereniging, wat super leerzaam is, maar waarvoor geen extra vergoeding staat."
Het ISO heeft een manifest, Studenten Op Eigen Benen, gepubliceerd met zaken die volgens hen moeten veranderen. De organisatie wil onder meer dat de basisbeurs terugkeert voor elke student en dat de aanvullende beurs wordt verbreed, zodat ook kinderen van ouders met een middeninkomen hier aanspraak op kunnen maken.