In tien jaar tijd moeten in ons land één miljoen woningen gebouwd worden, om de woningnood op te lossen. Om dat doel te behalen verrijzen overal woontorens: rechte statige gebouwen die tientallen meters de lucht in gaan. Maar kan het niet anders? Nieuwsuur onderzocht de alternatieve bouwvormen tegen de woningnood.
De komst van woontorens kan geregeld rekenen op protest van omwonenden, zoals bij de Zalmhaven in Rotterdam met een hoogte van 215 meter. Of bij de plannen voor woontorens in Den Haag in het gebied tussen de stations Centraal, Holland Spoor en Laan van NOI.
Volgens stadmaker Martine Sluijs, die al enkele jaren onderzoek doet naar de leefbaarheid van steden komt de weerstand vooral doordat op sommige plekken hoogbouw een plotse identiteitsverandering betekent. Sluijs: "En wat ik heel veel hoor is dat mensen bang zijn dat woontorens funest zijn voor de sociale cohesie."
Veel architecten en ontwikkelaars staan echter niet per definitie negatief tegenover woontorens, maar het kan ook heel anders dan de klassieke rechttoe rechtaan woontoren: er breekt een nieuwe fase aan, waarin ruimte is voor alternatieven.
Little C
Hoog de lucht in voor honderden woningen is niet per se nodig, bewees ook een team van ontwerpers en architecten met hun plan voor een nieuwe wijk in hartje Rotterdam: Little C, in de Coolhaven.
"Het was een hele onherbergzame plek hier", zegt Jaakko van 't Spijker, architect van Little C. "Dit was een stukje niemandsland met asfalt, parkeerstroken en een reservetrambaan, het was eigenlijk een non-plek in de stad. Toen hebben we gedacht: je moet hier een buurtje maken, niet alleen maar een paar losse gebouwen in de stad neerzetten, deze plek heeft een buurtgevoel nodig." Dat is gelukt volgens een bewoner: "Het voelt als een privilege om hier te mogen wonen, een soort oase in een drukke stad."
Met veel kleine gebouwen vlak bij elkaar en ontstaan er heel veel interessante tussenruimtes.
Bijzonder aan Little C is de hoge dichtheid, dat betekent dat er veel woningen op een klein oppervlak gerealiseerd zijn. Die hoge dichtheid komt doordat de middelhoge gebouwen vlak naast elkaar gebouwd zijn, met straatjes van slechts vijf meter ertussen.
"Met veel kleine gebouwen vlak bij elkaar en ontstaan er heel veel interessante tussenruimtes. Pleintjes, straatjes, steegjes, doorgangetjes, dat samen levert een heel verrassend en verrijkende buurt op. Dus hier heb je een bepaalde intimiteit en een informaliteit en die krijg je cadeau door het op deze manier zo dicht te organiseren", aldus Van 't Spijker.
Verticaal dorp
Winy Maas is een beroemde architect van het bureau MVRDV, bekend van onder anderen de Markthal in Rotterdam. Zijn gebouwen en juist ook woontorens staan overal ter wereld, maar zijn heel anders dan de gemiddelde hoogbouw.
Maas: "Er is een enorme tendens om woontorens te bouwen die zeg maar één soort plattegrond hebben en dat dan vijftig keer de hoogte in, dan kom je elkaar nauwelijks tegen, alleen in de lift. Dat wordt inderdaad heel anoniem. Ik hoop niet dat Nederland dat zo gaat doorbouwen, nee."
Zijn jongste Nederlandse project, Valley op de Zuidas in Amsterdam, gaat ook de hoogte in, maar moet volgens Maas meer weg krijgen van een "verticaal dorp", met verschillende typen woningen, kantoren en een culturele functie.
Maas: "Het wordt de kunst om torens te maken: grotere, hogere gebouwen, die verdichting creëren. Maar die torens moeten dan humaan zijn waarbij je je huis gewoon kunt aanwijzen en waarbij je je buurman ook kan zien en ontmoeten, en die met veel begroeiing en planten heel groen is."
Volgens Maas moeten we de oplossing voor de woningnood wel zoeken in de bestaande steden, om te bouwen op alle stukjes die over zijn in de stad met een hoge dichtheid: "Daarmee houden we dat ommeland toch leeg en toch natuurlijk."
Maas: "Maar ik vind wel dat die operatie gecombineerd moet worden met gebouwen die groener zijn, waar beplanting omheen komt, die je kunt beklimmen. En waar je het gevoel hebt: nou, hier ontstaat wel een verticaal buurtje. Dat moet je denk ik opleggen bij elk gebouw."