Zorgen om de kampioenen van overmorgen: 'De kweekvijver wordt veel kleiner'
De voetbalsters van bondscoach Sarina Wiegman, atletes Femke Bol en Dafne Schippers, turner Epke Zonderland, surfer Kiran Badloe, turnster Sanne Wevers, de handbalsters, de hockeyers en hockeysters, zwemster Ranomi Kromowidjojo: allemaal jagen ze komende zomer in Tokio op olympisch goud. Als het sportfestijn doorgaat, want niets is het afgelopen jaar zo grillig geweest als de coronapandemie.
Het virus heeft wonden geslagen in de sport, over de hele wereld. Hoe diep valt nog niet te zeggen, maar inmiddels zijn er wel grote zorgen over wie 'overmorgen' de nieuwe sporthelden van Nederland moeten worden.
Talentontwikkeling is er nog wel, maar bij veel sporten ligt dat nagenoeg stil. Dat is zorgwekkend. Ook de bovengenoemde toppers zijn ooit als kind op het laagste niveau begonnen en ontdekt als toppers in de dop.
Sluiting
Dat talentontwikkeling voor een groot deel is weggevallen, is het gevolg van een lange sluiting van de sportsector. Sporthallen en zwembaden zijn al een jaar (met een kleine tussenpauze in de zomer) verboden terrein om te trainen en wedstrijden te spelen. Alleen de topsportsector en de allergrootste sporttalenten ontspringen de dans door een handreiking van het kabinet.
"De verenigingen hebben het zwaar", zegt turntrainster Stefanie de Bok, betrokken bij Turnen Topsport Noord in Heerenveen. "En daar komen wel de talenten vandaan. Daar melden jonge sporters zich in eerste instantie. Dat valt momenteel grotendeels weg. En jonge turnsters kiezen door de sluiting vaak voor een andere sport, zoals mijn dochter van zes."
Alarmerend
De Bok schetst een situatie die voor veel meer sporten herkenbaar is. Buiten kan wel gesport worden, maar dat is bijvoorbeeld voor turnen geen optie. De jeugd en jongvolwassenen in de teamsporten mogen wel buiten trainen, maar niemand komt in competitieverband uit. Al heel lang niet en de cijfers van de coronabesmettingen zijn nog steeds zo alarmerend dat de stip aan de horizon nog niet in zicht is. En juist competitie is nodig om talenten de sprong naar topsport te laten maken.
Bekijk hieronder interviews met turntrainster Stefanie de Bok en zwemtalent Tenzing Geutjes:
Topsportbaas Maurits Hendriks van NOC*NSF en Kayan Bool, hoofd talentontwikkeling bij de sportkoepel, onderkennen de problemen die zijn ontstaan.
"Voor de huidige topsporters zijn er gelukkig goede trainingsmogelijkheden, ondanks alle beperkingen. En ook voor de laag die daar direct onder zit, vallen de gevolgen nog mee. De zorgen zitten vooral in de jonge leeftijdsgroepen. De aanvulling van onderop komt in het gedrang", uit Hendriks zijn zorgen.
Uitzonderingspositie
Zo'n 690 talentvolle jongeren kunnen momenteel gebruikmaken van de uitzonderingspositie in de sportsector, in de leeftijd van vijftien tot negentien jaar. "Die kunnen een fulltime-programma afwerken", zegt Bool. "Het probleem zit in de tweede laag."
"Door het gebrek aan competitie en sociale verbindingen stoppen kinderen met sporten. Zo'n tien procent van de jongeren onder de 18 is inmiddels gestopt met sporten in verenigingsverband. Dat is heel veel en zorgelijk."
Als we kijken naar de jeugd onderaan de talentenlijn, dan staan we er in Nederland slecht voor
Er zijn dus wel uitzonderingen, zoals de talentvolle handbalster Kim Molenaar (18) en de jonge schaatser Beau Snellink (19). Molenaar maakt deel uit van de Handbal Academie, die er al vijftien jaar voor zorgt dat er nieuwe toppers opstaan en in alle rust jonge handbalsters kan opleiden voor de top.
Snellink kwam 'toevallig' in een bubbel van de Nederlandse schaatsstop in Thialf voor de WK afstanden terecht en verdiende daar, naast de wereldtitel op de ploegenachtervolging, een plaats in de professionele schaatsploeg Jumbo-Visma.
Bekijk de reportages met Molenaar, Snellink en discuswerpster Alida van Daalen (17):
Het is vooral de weg naar een leven als topsporter die momenteel is afgesloten; sporters die op het punt staan van junior de overstap te maken naar de topsportsector. En hoe moeilijk die route is, weet international Jill Roord.
De voetbalster maakt deel uit van het Oranje-elftal, dat bij de Olympische Spelen in Tokio tot een van de favorieten behoort voor de hoofdprijs. "Toen ik 14 was, kwam ik in Oranje onder 15 jaar. Dat was een grote stap. Het was een andere wereld, heel serieus. Ik moest als een topsporter gaan leven."
Vijvertje
"Als we kijken naar de jeugd onderaan de talentenlijn, dan staan we er in Nederland slecht voor", zegt Bool over de huidige situatie bij de verenigingen. "Ondanks al het goede werk en creativiteit van clubs en trainers. Het vijvertje waar we straks uit moeten putten wordt momenteel steeds kleiner."
Ruim dertig sportbonden deden onlangs een beroep op het demissionaire kabinet om binnensporten weer toe te staan. Technisch directeur Maurits Hendriks van NOC*NSF gaf de politiek de opdracht mee om sport na de verkiezingen in het nieuwe regeerakkoord een prominente plaats te geven.
"We moeten weer bewegen. Sport is een deel van de oplossing in deze crisis. Hoe langer de sport stilligt, hoe moeilijker het gaat worden. Kom met een aanvalsplan voor de sport."
Hoge, brede muur
"Jonge zwemmers trainen wekelijks zes tot acht uur. Dat is teruggevallen naar nul. Basketballen kun je nog op een pleintje, maar als zwemmer moet je op zoek naar een buitenbad. Die heb je niet overal", vult Bool aan.
"Omgaan met obstakels maakt deel uit van het proces om uit te groeien tot topsporter. Je moet over het muurtje en dan opnieuw over een muurtje en dan nog een keer. Maar dit is momenteel wel een hele hoge, brede muur voor jeugdige sporters."