RIVM: 'De kern van de boodschap is dat de Britse variant het overneemt in Nederland'
Wat is het effect van het instellen van de avondklok, nu twee weken geleden? En van de beperking van bezoek aan huis tot één persoon per dag? Het antwoord is cruciaal voor de eventuele verlenging van de avondklok, een besluit dat het kabinet naar verwachting dit weekend neemt.
Alleen is het twijfelachtig of dat dan al duidelijk is. "Op dit moment weten we het gewoon nog niet", zegt Jacco Wallinga, hoofdmodelleur van het RIVM en bijzonder hoogleraar mathematische modellering van infectieziekten aan het LUMC in Leiden.
"Stel dat het een enorm effect is, dan gaan we het wellicht nu in de getallen zien. Dan zou je een eerste signaal kunnen oppakken, maar, nog eens, alleen als het heel erg duidelijk is. Als het een subtieler effect is, en dat is echt aannemelijker gezien alle maatregelen die al golden, dan is het erg moeilijk om dat op te sporen. Ik verwacht dat we pas volgende week een duidelijker effect zien, maar hopelijk merken we al iets in de komende dagen."
Denkbare scenario's
Als de voortekenen niet bedriegen, dan blijft de avondklok. Het opheffen ervan zou te riskant zijn, met alle onzekerheden over het verloop van de pandemie. De grafieken die Jaap van Dissel, directeur van het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIB) van het RIVM en hoogleraar infectieziekten aan het LUMC, aan kabinet en Kamer heeft getoond illustreren die onzekerheden perfect.
In het Catshuis viel daarbij de term 'code zwart'. Die geldt als de druk op de ziekenhuizen zo groot is, dat artsen moeten kiezen welke patiënten nog wel geholpen worden en welke niet.
"Voor alle duidelijkheid, ik heb die term niet ingebracht", zegt Van Dissel. "Ik heb gewoon die grafieken laten zien. Daarop ontstond er een discussie, zoals je je kunt voorstellen. De discussie gaat erover dat de belasting van de zorg sterk zou toenemen. We hebben voortdurend benadrukt dat dit berekeningen zijn vol onzekerheden. Het gaat om een indicatie, het zijn scenario's die niet per se hoeven te gebeuren, maar die denkbaar zijn en waarmee je dus rekening moet houden. Het is evident dat, als je een aantal van die scenario's bekijkt waarin veel maatregelen worden losgelaten, de zorg dan overbelast raakt."
Verwarring over cijfers
Er ontstond deze week verwarring over de coronacijfers. Aan de ene kant daalde het weekgemiddelde van het aantal besmettingen. Tegelijk lieten veel minder mensen zich testen, terwijl het percentage positieve testen nauwelijks daalde. Het bleek dat half januari 1 op de 5 coronabesmettingen er een met de Britse variant was. Modelleringen lieten zien dat op 2 februari dat al opgelopen was tot ongeveer twee derde van alle besmettingen.
Op 15 januari was de zogenoemde R-waarde van de klassieke variant van het coronavirus 0,85, die van de veel besmettelijkere Britse variant 1,27. De gecombineerde R-waarde was 0,96.
Op dat moment was de afname in het aantal besmettingen met de klassieke variant nog net groter dan de toename door de Britse variant, maar dat gaat zeker veranderen. De vraag is eigenlijk waarom de weekcijfers van 2 februari nog een flinke daling toonden.
Wallinga: "De verwarring ontstaat doordat er verschillende getallen zijn genoemd, zonder de bijbehorende tijdstippen. Dat nu twee derde deel van alle besmettingen van de Britse variant zijn, is een berekening. Een extrapolatie voor de situatie op de dag van monsterafname, niet een gemeten getal. Bovendien is er een behoorlijke onzekerheidsmarge. Het betekent dat op 2 februari naar verwachting twee derde van alle afgenomen monsters de Britse variant was, maar het echte aandeel weten we pas later, als die monsters geanalyseerd zijn."
Maatregelen nu al nemen
De daling van het aantal besmettingen met 20 procent vergeleken met de vorige week weerspiegelt een situatie uit het verleden. Wallinga: "Voordat een besmetting gemeld wordt, is iemand getest, daarvóór ziek geworden en weer daarvoor geïnfecteerd. Er lopen dus verschillende tijdschalen door elkaar heen. Het ene gaat over iets zo actueels dat je het nog niet kunt meten, het andere over iets dat eerder gebeurd is, maar dat je nu pas kunt meten."
Dat maakt het belangrijk om tijdsaanduidingen secuur te hanteren. Wallinga: "Gaat het om de eerste ziektedag of het tijdstip van monsterafname, of de dag waarop de besmetting gemeld is? Dat maakt echt veel uit. Die Britse variant neemt heel snel toe, maar het is onzeker hoe snel precies. In een week groeit het percentage Britse variant fors, dus het is belangrijk welke tijdstippen horen bij de getallen die je meldt."
Van Dissel: "Voor de kern van boodschap maakt het niet zo veel uit. Die is dat de Britse variant het overneemt in Nederland, omdat het virus besmettelijker is. Of dat nu een week eerder of later is, dat is niet zo interessant. Het betekent dat we meer moeten doen om die R onder de 1 te krijgen en te houden. En de maatregelen moet je hoe dan ook nu al nemen, omdat ze geen onmiddellijk effect hebben."
We weten nog onvoldoende over die Zuid-Afrikaanse en Braziliaanse varianten, omdat het in Nederland tot nu toe om incidentele gevallen gaat.
Opvallend genoeg zou de besmettelijkheid van de Britse variant ook een voordeel kunnen zijn.
Van Dissel: "In mijn ogen is de verhouding tussen de grotere besmettelijkheid van die Britse variant ten opzichte van varianten waar nog meer onzekerheid over bestaat, zoals de Zuid-Afrikaanse en de Braziliaanse, nu eigenlijk interessanter. Als de besmettelijkheid van die beide laatste lager zou zijn, dan gaat die Britse variant ons wellicht 'helpen' om te zorgen dat die andere varianten hier geen voet aan de grond krijgen."
"Dat zou belangrijk zijn als die varianten of andere zich uiteindelijk minder zouden laten temmen door vaccinatie. Maar we weten nog onvoldoende over die Zuid-Afrikaanse en Braziliaanse varianten omdat het in Nederland tot nu toe om incidentele gevallen gaat."
Allerlei invloeden
Vorig weekend ontstond veel rumoer toen het OMT-advies om de basisscholen en kinderopvang te heropenen via de NOS uitlekte. Het was niet voor het eerst dat Haagse bronnen het OMT-advies daar buiten brachten. Van Dissel vindt dat niet goed.
"Wij maken een advies. Voordat het advies naar het kabinet gaat, beoordeelt het zogenoemde Bestuurlijk afstemmingsoverleg (Bao) het. Wij sturen ons advies naar het ministerie van VWS, dat het verspreidt binnen het overleg. Daar wordt het besproken en dat is belangrijk omdat binnen dat overleg een heleboel zaken worden besproken over de haalbaarheid van onze adviezen." Dat is dus belangrijk in het hele proces.
"Maar nog vóór het Bao startte, en ons advies was tamelijk kort ervoor naar het ministerie verstuurd, kreeg ik het NOS-artikel erover al. Hoe dat kan, moet uitgezocht, want het werkt verstorend. Het zou zo niet moeten gaan. Er is een zorgvuldige structuur van OMT, Bao, een kabinetsbesluit, ministeriële regelingen en dan de uitvoering. Dat is niet voor niks zo georganiseerd. Je wilt natuurlijk niet dat het al out in the open is, nog voor het ook op bestuurlijk niveau bediscussieerd is. Je kunt je voorstellen dat er dan allerlei invloeden gaan spelen. Dat wil je niet."