Waar is de Nederlandse viermansbob? 'Trainen voor belangrijke wedstrijden'
Het internationale bobsleeseizoen begint vandaag met een wereldbekerwedstrijd in het Letse Sigulda, maar de Nederlandse viermansbob verschijnt daar niet aan de start.
Dat roept vragen op, want piloot Ivo de Bruin en remmers Dennis Veenker, Janko Franjic en Joost Dumas hadden toch een olympische droom? Vorig jaar, bij de EK in Königssee, eindigde de Nederlandse viermansbob als zesde.
Vincent Kortbeek, de technisch directeur van de bobsleebond, legt in onderstaande video uit hoe de viermansbob ervoor staat:
Volgens Vincent Kortbeek, technisch directeur van de bobsleebond, staat de viermansbob er nog altijd goed voor. "Ze zijn alleen niet actief in de eerste wereldbekerwedstrijd, omdat ze ervoor hebben gekozen om juist nu te gaan trainen voor belangrijke wedstrijden dit seizoen: de EK in Winterberg en de WK in Altenberg", verklaart Kortbeek.
Trainen op WK-baan
Vanwege het coronavirus houdt de internationale federatie geen wereldbekerranglijst bij dit seizoen, dus er zijn in Sigulda ook geen punten te verdienen. Hierdoor kan Nederland ervoor kiezen om zich vooral te richten op de titeltoernooien. En zodoende traint het team van stuurman De Bruin deze periode in Duitsland op de baan van Altenberg, waar in februari 2021 de wereldtitels worden verdeeld.
Kortbeek is zelf oud-olympisch bobber; hij was remmer in de viermansbob van Arend Glas bij de Spelen van 2006 in Turijn. De inmiddels technisch directeur van de nationale bond denkt dat de huidige viermansbob de Olympische Winterspelen van 2022 in Peking wel moeten kunnen halen. "Kwalificatie is zeker mogelijk, maar het gaat wel een uitdaging worden gezien het internationale concurrentieveld."
Financiële uitdaging
"Zowel in de tweemans- als in de viermansbob hebben we goed, competitief materiaal. Dus daar staan we er heel goed voor. Ook werken we al jaren samen met bondscoach Tom De La Hunty, een Brit die precies weet hoe het werkt", zegt Kortbeek.
Het Nederlandse mannenteam heeft echter geen A-status en krijgt daarom geen financiële steun van sportkoepel NOC*NSF.
"De grootste uitdaging voor ons is om een goed trainingsprogramma financieel mogelijk te maken, om de jongens de komende jaren zo veel mogelijk te laten trainen en afdalen om die kwalificatie wel mogelijk te maken", aldus Kortbeek.