Steeds meer boeren doen er iets bij: 'Het werkt echt, kinderopvang en koeien'
Peter Gille is boer, maar ook ondernemer in de kinderopvang, uitbater van een horecagelegenheid, campingeigenaar en beheerder van een vergader- en trouwlocatie. Zijn erf in Bergschenhoek leeft allang niet meer van alleen de koeien; daarvoor staat het boereninkomen te veel onder druk, zegt hij.
Gille is niet de enige boer die heeft gekozen voor 'iets erbij'. In een enquête van de Wageningen Universiteit (WUR) en uitgeverij Agrio zegt de helft van de 1200 deelnemende boeren dat ze naast veeteelt of akkerbouw andere activiteiten hebben. In de jaren 90 was dat nog minder dan een kwart. Voor de toekomst richt nog maar een op de drie boeren de pijlen alleen op landbouw.
Van de agrariërs uit de enquête doet 17 procent ook aan natuurbeheer, nog eens 17 procent runt een wind- of zonnepark. Anderen hebben zich gestort op caravans stallen, horeca en dagjes uit, compleet met 'klimstallen' en apenkooien. Ook in trek zijn de zorgboerderij en de combinatie met kinderopvang: 7 procent van de boeren uit de enquête doet dat inmiddels.
Stevige tweede poot
Gille, die ook voorzitter is van de Vereniging Agrarische Kinderopvang met 56 aangesloten bedrijven, begon er tien jaar geleden mee. Inmiddels komen zo'n zestig jonge kinderen naar de dagopvang en nog eens veertig naar de buitenschoolse opvang. Op boerderij Het Lansingerland werken veertig mensen, het gros in de opvang.
"Het is een mooie tweede poot onder je bedrijf", zegt hij. "Het biedt veel meer inkomenszekerheid." Volgens hem steekt zijn bank nauwelijks nog geld in de klassieke veehouderij, maar worden activiteiten als opvang wel volop gefinancierd. "Als je als ondernemer nog vooruit wilt, zul je verder moeten kijken. Wij halen hier nu een goed inkomen uit."
Han Wiskerke, WUR-hoogleraar rurale sociologie en betrokken bij het onderzoek, herkent de inkomensproblemen van klassieke boeren. "Puur van landbouw rondkomen is moeilijk", zegt hij. Van de 1200 bedrijven in de enquête is slechts een kwart voor het gezinsinkomen volledig afhankelijk van de landbouw. Driekwart van de boerenfamilies heeft dus ook andere inkomstenbronnen, van activiteiten op of buiten het eigen erf.
Als grootste belemmering zien boeren volgens de enquête veranderende regelgeving. Dat maakt het moeilijk om op lange termijn aan ontwikkeling te doen. Dat ook voor kinderopvang strenge regels gelden deert boeren minder, zegt Wiskerke, omdat die veel minder wijzigen. Ook Gille zegt dat de hoeveelheid regels niet het probleem is. "We zijn het gewend om te werken in een sector waar de overheid grote invloed heeft op de bedrijfsvoering."
Van caravans stallen word ik niet warm.
Bij de Vereniging Agrarische Kinderopvang merken ze de drang bij boeren om te verbreden. Ieder jaar komen er 3 tot 4 bedrijven bij. Gezien alle eisen die aan een opvanglocatie worden gesteld en de vaak jarenlange voorbereidingen, noemt Gille dat een aardige stijging. De laatste twee jaar neemt ook het aantal aanvragen voor een basiscursus, waarin nieuwe 'opvangboeren' opstarthulp krijgen, sterk toe.
Bij eerder onderzoek naar 'multifunctionele landbouw' bleek dat contact met burgers en consumenten voor veel boeren een belangrijke drijfveer was om te verbreden. "Het opent nieuwe deuren", zegt Gille daarover. "Ik ben een mensenmens. Ik kan geïnteresseerde mensen veel vertellen over hoe het werkt op een boerenbedrijf." Sommige bezoekers blijven kritisch op de landbouw, zegt Gille verder, maar ook met hen is er een dialoog en kun je "het eerlijke verhaal vertellen".
Voor de komende jaren verwacht Gille meer boeren die zich gaan toeleggen op kinderopvang. Bij de Vereniging Agrarische Kinderopvang ziet hij al nieuwe leden aankomen en zijn eigen bedrijf heeft een wachtlijst tot oktober 2022. "Het werkt echt, kinderopvang en koeien. Van caravans stallen word ik niet warm."