Slachtoffers huiselijk geweld Rotterdam komen moeilijk aan hulp
Slachtoffers van huiselijk geweld in Rotterdam moeten sneller en eenvoudiger hulp en bescherming krijgen als ze daar om vragen. Er is veel goede wil bij de betrokken instanties, maar in de praktijk verloopt de samenwerking moeizaam en worden slachtoffers voortdurend doorverwezen.
Dat staat in een onderzoek dat het Verwey-Jonker Instituut heeft gedaan in opdracht van de Rotterdamse gemeenteraad. Aanleiding was de dood van Bianca, Sarah en Humeyra, drie jonge vrouwen die in 2018 kort na elkaar werden vermoord door daders die zij kenden.
Het onderzoek gaat over de situatie in Rotterdam, waar jaarlijks zo'n 7000 incidenten van huiselijk geweld worden gemeld bij de politie. Volgens onderzoeker Katinka Lünnemann zijn er problemen die ook elders in Nederland spelen. "Rotterdam heeft héél veel verschillende loketten, maar ook elders wordt er heel veel geïndiceerd, gediagnosticeerd en doorverwezen, en veel minder concrete hulp geboden."
Wijkteams te druk
Lünnemann en haar collega's concluderen onder meer dat er veel ervaring en expertise over partnergeweld verloren is gegaan bij de vorming in het hele land van 'sociale wijkteams' in 2013. De bedoeling was dat die teams 'maatwerk' zouden leveren aan burgers in de problemen. In de praktijk is de hulp juist meer op afstand gekomen.
Zo kunnen de slachtoffers in Rotterdam niet direct bij het wijkteam naar binnen stappen. Ze hebben eerst een verwijzing nodig van bijvoorbeeld het advies- en meldpunt 'Veilig Thuis'. Verwijst dat door naar het wijkteam, dan heeft dat het vaak te druk om onmiddellijk in actie te komen. Is de situatie te ingewikkeld, dan wordt bovendien vaak terugverwezen naar Veilig Thuis.
Volgens onderzoeker Lünnemann is er een reeks regels en protocollen die effectieve hulp in de weg staat. Als voorbeeld noemt zij een medewerker van een wijkteam die bij een huisbezoek wordt aangesproken door een buurvrouw die zegt zelf ook te maken te hebben met geweld thuis. "Die medewerker kan dan niet meteen zelf een afspraak maken, maar moet eerst weer doorverwijzen. Met als risico dat deze kans niet wordt gegrepen en het gezin in kwestie zich weer sluit."
Kastje naar de muur
Natasja (echte naam bij de redactie bekend) noemt het herkenbaar. Elf jaar lang werd zij mishandeld en gestalkt door haar ex-partner. "Ook ik werd voortdurend van het kastje naar de muur gestuurd."
Nu wordt zij opgeleid om als ervaringsdeskundige bij Stichting Arosa vrouwen in soortgelijke situaties te helpen. Net als de onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut hoort zij veel verhalen over de grote nadruk die in Rotterdam wordt gelegd op 'zelfredzaamheid'. "Bel je naar Veilig Thuis, en je meldt dat je bijvoorbeeld tijdelijk bij je zus slaapt, dan blijft het daar vaak bij. Het lijkt soms alsof instanties iedere mogelijkheid aangrijpen om even niets te hoeven doen."
Gemeentebestuur aan zet
Initiatiefnemer van het onafhankelijke onderzoek was gemeenteraadslid Tanya Hoogwerf van Leefbaar Rotterdam. Zij vindt dat de aanbevelingen van de onderzoekers stuk voor stuk moeten worden overgenomen, met name het advies om ervoor te zorgen dat slachtoffers "laagdrempelige toegang" tot hulp krijgen.
"Wij zijn nu aan zet als gemeenteraad en college. Wij moeten ervoor zorgen dat dit nu zo snel mogelijk voor elkaar komt en dat we de bureaucratie achter ons laten. Naast de laagdrempelige toegang moet ook de veiligheid op nummer 1 komen, niet het systeem."